Cbp: minister Verdonk handelde in strijd met Wet bescherming persoonsgegevens in zaak Taïda Pasic

DEN HAAG. Minister Verdonk heeft in strijd met de Wet bescherming persoonsgegevens gehandeld door persoonsgegevens uit het dossier van Taïda Pasic te verstrekken aan de media. Dit oordeelt het College bescherming persoonsgegevens in een op 29 mei gepubliceerde uitspraak.

Op 5 februari 2006 publiceerde De Telegraaf onder de kop ‘Verdonk: Taïda pleegt fraude’ de reactie van de minister van Vreemdelingenzaken en Integratie op berichtgeving in verschillende media over het verzoek van Taïda Pasic om tot op het moment van haar VWO-examen in Nederland te mogen verblijven. De minister verstrekte in dat kader aan de krant persoonsgegevens uit het dossier van betrokkene. Het CBP heeft op 9 februari 2006 een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van deze verstrekking.

Het onderzoek werd gestart om te toetsen of en zo ja in hoeverre de minister zich hierbij gehouden heeft aan het algemene beleidskader dat het CBP op verzoek van de minister voor voorkomende gevallen had geformuleerd in een advies van 15 maart 2005. In dat advies werd geconcludeerd dat verstrekking van persoonsgegevens uit individuele dossiers op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) alleen gerechtvaardigd is in zeer uitzonderlijke omstandigheden, namelijk in geval de taakvervulling van de minister daadwerkelijk in gevaar zou komen door het achterwege laten van een dergelijke verstrekking.

Het Cbp concludeert op basis van haar onderzoek dat de voorafgaande publiciteit over de zaak van Taïda Pasic de handhaving en uitvoering van het vreemdelingenbeleid niet daadwerkelijk in gevaar bracht. Er was volgens het college dus geen sprake van een ‘zeer uitzonderlijke situatie waarin openbaarmaking van persoonsgegevens uit een individueel dossier eventueel overwogen kan worden’.

Het college komt in haar uitspraak tot het oordeel dat de minister bij deze verstrekking van persoonsgegevens heeft gehandeld in strijd met artikel 8, 9 en 11 van de Wbp, in strijd met artikel 6 WBP en dat zij derhalve in dit geval onzorgvuldig en onrechtmatig heeft gehandeld.

BRONNEN