CBP: privacy dient het vertrouwen van de burger in de samenleving

DEN HAAG. Het grondrecht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer staat onder druk. Het vertrouwen tussen mensen en organisaties in de samenleving wordt echter mede bepaald door de wijze waarop de persoonlijke levenssfeer wordt gerespecteerd en in het bijzonder door de wijze waarop met persoonsgegevens wordt omgegaan. Dat stelt het College bescherming persoonsgegevens (CBP) in zijn woensdag verschenen jaarverslag.

Het CBP onderschrijft in zijn jaarverslag de noodzaak voor het kabinet om effectieve maatregelen te nemen ter bestrijding van terrorisme. Het college wijst er echter op dat nieuwe bevoegdheden moeten voldoen aan de in internationale verdragen en de Grondwet neerlegde ‘maatstaf van nut en noodzaak. Ook wijst het college op het belang van rechtsbescherming. ‘In de strijd tegen terrorisme is het wellicht nodig nieuwe wegen te bewandelen, maar er is geen enkele reden het inzicht los te laten dat machtsuitoefening moet plaatsvinden binnen een systeem van checks and balances: geen bevoegdheid zonder aantoonbare noodzaak en geen bevoegdheid zonder controle op de uitoefening ervan’, aldus het College.

In zijn jaarverslag vraagt het College aandacht voor onder meer de accumulatie van bevoegdheden voor politie en justitie om persoonsgegevens van (veelal onverdachte) burgers te verzamelen. De voorgenomen vergaande coördinatie van de informatieverzameling miskent volgens het College de gescheiden wettelijke taken en bevoegdheden van inlichtingendiensten en politie. De bescherming van de staatsveiligheid is primair een zaak van de inlichtingendiensten. De politie dient pas informatie van met name de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst te ontvangen als er sprake is van uitoefening van een politietaak. Het College waarschuwt voor een ontwikkeling waarbij informatie over veelal onverdachte burgers van de dossiers van de veiligheidsdiensten terecht komt in de politieregisters.

Ook wijst het College op de gevaren van misbruik van biometrische gegevens die worden gebruikt voor identificatie. Er zijn plannen voor één visa-informatiesysteem voor de hele Europese Unie met gebruik van biometrische gegevens. De Artikel 29-werkgroep – het samenwerkingsverband van de privacytoezichthouders in de EU – heeft hierover in augustus 2004 een standpunt geformuleerd. De werkgroep wijst erop dat de verwerking van biometrische gegevens aan een zeer nauwkeurige rechtmatigheidtoets moet voldoen, omdat de gevaren van misbruik van deze gegevens groot zijn. De werkgroep heeft grote bedenkingen tegen een routinematige en grootschalige opslag van biometrische gegevens en wil betrokken worden bij de verdere vormgeving van het visa-informatiesysteem.

Andere onderwerpen die in het jaarverslag van het College aan de orde komen zijn onder meer het streven om de verkeersgegevens van alle telecommunicatie van alle burgers langdurig te bewaren voor opsporingsdoeleinden, de toename van cameratoezicht in het publieke domein en de invoering van het burgerservicenummer.

BRONNEN