College voor de Rechten van de Mens adviseert Raad van Europa over detentieomstandigheden in St. Maarten

Het College voor de Rechten van de Mens (hierna: het College) heeft op 14 februari 2019 het Comité van Ministers van de Raad van Europa geadviseerd over de procedure voor toezicht op de naleving van het Corallo-arrest van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens. Dit arrest betreft de detentieomstandigheden in het Philipsburg Police Station in Sint Maarten.

Achtergrond

Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens oordeelde op 9 oktober 2018 in de zaak Corallo tegen Nederland. Het Hof constateerde dat Corallo ruim acht maanden in het Philipsburg Police Station in Sint Maarten heeft vastgezeten. 114 dagen daarvan zat hij in een meerpersoonscel. Het Hof kwam tot de conclusie dat de omstandigheden in het Philipsburg Police Station ernstig onder de maat zijn en een schending opleveren van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Deze bepaling garandeert iedereen het recht op vrijwaring van onmenselijke en vernederende behandeling.

Het Comité van Ministers van de Raad van Europa ziet toe op de naleving van arresten van het Hof. Het kan dat op verschillende manieren doen: via een standaardprocedure en via intensief toezicht. Bij de procedure voor intensief toezicht (enhanced supervision) is er een grotere rol voor het Comité van Ministers. Dat bespreekt regelmatig de voortgang van de naleving van het arrest. Het kan voor deze procedure kiezen bij zaken waar dringende individuele maatregelen nodig zijn, of als er sprake is van een arrest dat laat zien dat er complexe of structurele problemen zijn.

Om tot een oordeel te komen over de meest passende vorm van toezicht, kan het Comité van Ministers informatie van nationale mensenrechteninstituten vragen. Aangezien het College voor de Rechten van de Mens het nationale mensenrechteninstituut is voor Nederland, is het benaderd met een verzoek om informatie. Het Comité beslist vervolgens welke procedure het zal toepassen.

Inhoud van de brief van het College aan de Raad van Europa

Het College zet in zijn brief van 14 februari 2019 aan het Comité van Ministers uiteen dat de detentieomstandigheden in het Philipsburg Police Station en in de Point Blanche gevangenis niet in overeenstemming zijn met mensenrechten. Dat blijkt uit diverse onderzoeken van gezaghebbende onafhankelijke instanties. (Zie onder meer rapporten van het Comité ter voorkoming van foltering en de Raad voor de Rechtshandhaving.) Er was al sprake van onmenselijke omstandigheden voorafgaand aan de orkaan Irma (september 2017). Het College geeft aan dat de situatie sinds de orkaan verder is verslechterd. Dat leidde ertoe dat een deel van de gedetineerden uit de Point Blanche gevangenis tijdelijk is overgeplaatst, onder andere naar Europees Nederland. Het is op dit moment onbekend of en wanneer de hier verblijvende gevangenen worden teruggebracht naar Sint Maarten. Het College wijst in dit verband op het belang van artikel 3 EVRM. Hieruit volgt dat als er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat mensen een reëel risico lopen op onmenselijke behandeling bij terugkeer naar de gevangenis op Sint Maarten, de overheid hen niet mag terugsturen. Dan zou de overheid die hen terugstuurt namelijk verantwoordelijk worden voor een schending van artikel 3 EVRM, ook al is het niet die overheid zelf die onmenselijk behandelt.

Statuut

Uit de eerder genoemde rapporten blijkt dat de regering van Sint Maarten de afgelopen jaren onvoldoende maatregelen heeft getroffen om de detentieomstandigheden in overeenstemming met internationale standaarden te brengen. Het arrest van het Hof in de zaak Corallo bevestigt dat. Deze zaak is geen voorbeeld van een incidentele tekortkoming in een individueel geval: de slechte detentieomstandigheden zijn ernstig en structureel. Mede gezien de al langer bestaande tekortkomingen, is er nu ook een verantwoordelijkheid voor de regering in Den Haag. Deze volgt uit artikel 43 van het Statuut van het Koninkrijk der Nederlanden. Daarin staat dat ieder land zorg draagt voor de verwezenlijking van mensenrechten en dat het waarborgen van deze rechten een aangelegenheid is van het Koninkrijk. Nu Sint Maarten de detentieomstandigheden niet in overeenstemming met internationale normen brengt of kan brengen, zal het Koninkrijk der Nederlanden, en dus ook de Nederlandse regering, een actieve rol moeten spelen bij het waarborgen van de mensenrechten, aldus het College.

Conclusie

Het College adviseert het Comité van Ministers de procedure voor intensief toezicht toe te passen op de naleving van het Corallo-arrest. Daarmee zou het Comité van Ministers de ernst en het structurele karakter van het probleem onderstrepen. Het College schrijft hierover: ‘Hopelijk geeft die beslissing de impuls aan alle verantwoordelijken om op de kortst mogelijke termijn de situatie in overeenstemming met mensenrechten te brengen.’

Bronnen

Communication with regard to the execution of the judgment of the European Court of Human Rights in the case of Corallo v. The Netherlands, 14 februari 2019.

Persbericht College voor de Rechten van de Mens, 26 februari 2019.

Reactie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, 22 februari 2019.

EHRM Corallo t. Koninkrijk der Nederlanden, nr. 29593/17.

Nederlandstalige samenvatting van EHRM Corallo t. Koninkrijk der Nederlanden, nr. 29593/17.