Commissie van Wijnen: kernwaarden van de advocatuur in de wet vastleggen

DEN HAAG. Voorzitter mr. P.C.E. van Wijmen van de Commissie Advocatuur heeft op 24 april het rapport ‘Een maatschappelijke Orde’ aangeboden aan minister Donner van Justitie. De commissie was ingesteld in reactie op de aanvaarding van een motie in de Tweede Kamer van het lid De Vries op 7 april 2004, waarin een analyse werd gevraagd van de rol en positie van de advocatuur in de rechtsstaat en de rechtsorde.

De commissie adviseert in haar rapport om de zes kernwaarden van de advocatuur, te weten onafhankelijkheid, partijdigheid, integriteit, vertrouwelijkheid, deskundigheid en publieke verantwoordelijkheid voor de goede rechtsbedeling, vast te leggen in de Advocatenwet. De geheimhoudingsplicht en het daaraan verbonden verschoningsrecht komen de aldus wettelijk gereguleerde advocaat toe zowel in de procespraktijk als in de adviespraktijk, aldus de commissie.

De commissie stelt verder dat de verplichte rechtsbijstand in civiele zaken het belang van een goede rechtsbedeling dient en niet kan worden gemist. De advocaat dient volgens de commissie de exclusieve rechtshulpverlener te blijven in civiele rechtszaken en strafzaken.

Ook adviseert de Commissie om een ‘Regelgevende Raad voor de Advocatuur’ in te stellen. Deze Raad dient een ‘erkenningsbeleid van kwaliteitssystemen’ op te zetten. ‘De kwaliteitskantoren dienen vervolgens verplicht een erkend kwaliteitssysteem toe te passen’, aldus de Commissie in haar rapport.

Het bestuur van de Nederlandse Orde van Advocaten stelt in een eerste reactie op het rapport van de Commissie: ‘De Algemene Raad is verheugd over het feit dat de Commissie Advocatuur de kernwaarden van het beroep advocaat onderschrijft. [..].Het voorstel van de Commissie ten aanzien van de bestuurlijke structuur van de Orde roept echter vragen op. Volgens de Commissie moet er een Regelgevende Raad voor de Advocatuur worden ingesteld met een meerderheid van onafhankelijke deskundigen die wordt benoemd door de minister van Justitie. Deze nieuwe bestuurslaag zou boven het huidige bestuur van de Orde komen te functioneren. De nieuwe bestuurslaag vormt een bedreiging voor de onafhankelijkheid van de advocatuur. Onvermijdelijk komt die in het gedrang als derden de regels bepalen voor de beroepsgroep. Een dergelijk model geldt voor geen enkel ander beroep, en in geen enkel ander land. Voor een dergelijke drastische ingreep bestaat bovendien geen enkele noodzaak, nu de commissie zelf constateert dat ‘de Orde kan bogen op een traditie van prudent gebruik van haar bevoegdheden’.’

BRONNEN