CRvB 11 april 2007 (huisbezoeken bij bijstandsontvangers)

De Centrale Raad van Beroep (verder: de Raad) heeft op 11 april jl. uitspraak in hoger beroep gedaan in vier geschillen betreffende huisbezoeken bij bijstandsontvangers en geoordeeld dat de huisbezoeken slechts onder voorwaarden zijn toegestaan.

De Raad stelde in haar uitspraken voorop dat huisbezoeken als zodanig een noodzakelijk en adequaat controle-instrument kunnen zijn om de aanspraak op bijstand te kunnen vaststellen. Bij het inzetten ervan moet echter recht worden gedaan aan de in artikel 8 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens(EVRM) besloten liggende waarborgen voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de bijstandsontvanger. Daarover overwoog de Raad het volgende:

‘De Raad stelt voorop dat uit de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens over de op de woning betrekking hebbende persoonlijke levenssfeer (het huisrecht) valt af te leiden dat eerst van een inbreuk op het huisrecht sprake is wanneer wordt binnengetreden tegen de wil van degene die zich op dat recht beroept. Van een inbreuk op het huisrecht is, anders dan in de aangevallen uitspraak ligt besloten, derhalve geen sprake wanneer de rechthebbende toestemming voor het binnentreden heeft gegeven. De toestemming moet op basis van vrijwilligheid zijn verleend, waarbij heeft te gelden dat er sprake moet zijn van een “informed consent”. Dit houdt in dat de toestemming van de belanghebbende gebaseerd moet zijn op volledige en juiste informatie over reden en doel van het huisbezoek. Voor een geval waar voorafgaand aan het huisbezoek geen aanleiding bestond om redelijkerwijs te twijfelen aan de juistheid of de volledigheid van de door betrokkene voor het vaststellen van het recht op bijstand verstrekte gegevens, moet hem duidelijk zijn gemaakt dat het niet geven van toestemming zonder (directe) consequenties zal blijven voor de verlening van de bijstand. Bestaat daarentegen voorafgaande aan het huisbezoek wèl aanleiding redelijkerwijs te twijfelen aan de juistheid of de volledigheid van de voor het vaststellen van het recht op bijstand verstrekte gegevens en wordt om die reden tot het afleggen van een huisbezoek besloten, dan is het bestuursorgaan bij het vragen om medewerking aan dat huisbezoek niet gehouden betrokkene mee te delen dat het weigeren van de toestemming tot binnentreden zonder (directe) gevolgen voor de uitkering zal blijven. De Raad is van oordeel dat de bewijslast ten aanzien van het ‘informed consent’ bij binnentreden berust op het bestuursorgaan.’

Het vorenstaande betekent dat aan de bijstandsontvanger/ bewoner vooraf toestemming moet worden gevraagd voor het binnentreden en dat hem vooraf moet worden meegedeeld dat het eventuele weigeren van toestemming geen directe gevolgen heeft voor de bijstandsverlening. Slechts wanneer de gemeente op grond van feiten en omstandigheden reden heeft om te twijfelen aan de rechtmatigheid van de bijstandsverlening, behoeft het weigeren van toestemming niet zonder gevolgen te blijven.

Bronnen

Uitspraak CRvB 11 april 2007, LJN-BA2410

Uitspraak CRvB 11 april 2007, LJN-BA2436

Uitspraak CRvB 11 april 2007, LJN-BA2447

Uitspraak CRvB 11 april 2007, LJN-BA2445