EHRM 23 februari 2016, Garib t. Nederland

Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM of het Hof) heeft op 23 februari 2016 geoordeeld dat in de zaak [Garib t. Nederland] geen sprake is van een schending van artikel 2 van het Vierde Protocol van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) (recht om vrijelijk woonplaats te kiezen).

De zaak betrof de klacht van een vrouw met een bijstandsuitkering over een door het gemeentebestuur van Rotterdam aan haar opgelegde beperking, op grond van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek, om een woonplaats te kiezen.

Klaagster, Rohiniedevie Garib, is een Nederlandse alleenstaande moeder met twee kinderen, wiens enige bron van inkomsten een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand is. In 2005 is zij gaan wonen in de Tarwewijk in Rotterdam, nadat zij eerder elders had gewoond. De verhuurder van haar woning vroeg haar weg te gaan, omdat hij de woning wenste te renoveren voor eigen gebruik. Hij bood haar een andere woning aan in hetzelfde gebied. Klaagster accepteerde dit aanbod, omdat de aangeboden woning groter was en meer geschikt voor haar en haar twee jonge kinderen. In de tussentijd was de Tarwewijk – een gebied met hoge werkeloosheid – op grond van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek aangewezen als gebied waarin gaan wonen als nieuwkomer alleen mogelijk was met een huisvestingsvergunning. Op 8 maart 2007 diende klaagster een aanvraag voor een huisvestingsvergunning in. Het gemeentebestuur wees deze aanvraag op 19 maart 2007 af, op de grond dat mevrouw Garib niet gedurende zes jaren voorafgaand aan de aanvraag in de regio Rotterdam had gewoond. Ook aan een tweede criterium, een inkomenseis op grond waarvan het mogelijk was te worden vrijgesteld van de zes-jaren-eis, voldeed zij, met de bijstandsuitkering, niet.

Het bezwaarschrift van mevrouw Garib tegen het besluit van het gemeentebestuur werd afgewezen. Op 4 april 2008 werd haar beroep tegen de beslissing op bezwaar door de Rechtbank Rotterdam verworpen. Die uitspraak bleef, op 4 februari 2009, in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in stand.
Op 28 juli 2009 diende mevrouw Garib een klacht in bij het EHRM. Zij betoogde dat de maatregelen die haar beperkten in het kiezen van een woning in strijd waren met artikel 2 van het Vierde Protocol van het EVRM (recht om vrijelijk woonplaats te kiezen).

Het Hof overwoog dat het besluit om de huisvestingsvergunning te weigeren een basis had in het Nederlandse recht, namelijk de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek, de Huisvestingswet en de Huisvestingsverordening van de gemeente Rotterdam, en dat deze maatregel een legitiem doel nastreefde, namelijk het tegengaan van de neergang van armoedige stadsgebieden en het verbeteren van de kwaliteit van leven in die stadsgebieden.
Ook oordeelde het Hof dat het besluit om de huisvestingsvergunning te weigeren proportioneel was. In dat kader overwoog het Hof dat naar nationaal recht het gemeentebestuur moest verzekeren dat voldoende huisvesting beschikbaar bleef voor degenen die niet voldeden aan de eisen voor een huisvestingsvergunning. Ook eiste het nationale recht dat de aanwijzing van een gebied moest worden ingetrokken als lokaal onvoldoende alternatieve huisvesting beschikbaar was. Deze waarborgen kwamen tegemoet aan eerder, in het wetgevingsproces, aangevoerde bezwaren, onder meer in de Tweede Kamer. Het Hof oordeelde dat de maatregel in kwestie binnen de grenzen bleef van wat kon worden gezien als redelijk en passend om het legitieme doel te bereiken. Voorts overwoog het Hof dat, welke alternatieve maatregelen dan ook zouden kunnen worden overwogen, het niet aan het Hof was te bepalen of de maatregel in kwestie de beste oplossing bood.
Het Hof oordeelde, met vijf tegen twee stemmen, dat geen sprake was van schending van artikel 2 van het Vierde Protocol van het EVRM. Een joint separate opinion van rechters López Guerra en Keller is bijgevoegd.

Bronnen

Persbericht Raad van Europa 23 februari 2016.

EHRM 23 februari 2016, Garib t. Nederland, appl. no. 43494/09