EHRM 27 mei 2004, OGIS-Institut Stanislas e.a. tegen Frankrijk

In deze zaak werd geklaagd over tussenkomst door de wetgever hangende de gerechtelijke procedure. Het Franse Conseil d’État stelde in een uitspraak vast wat de hoogte van de sociale zekerheidspremies voor scholen moest zijn, dit in verband met het creëren van tot dan toe niet bestaande gelijkheid tussen scholen onderling. Klagers, besturen van verschillende scholen, startten een procedure voor de Franse bestuursrechter, in de hoop dat de uitspraak van het Conseil d’État met zich mee zou brengen dat zij (te veel) betaalde premies terug zouden krijgen. Terwijl de gerechtelijke procedure liep, werd wetgeving aangenomen waarin een lager bedrag werd vastgelegd dat het bedrag waar klagers om vroegen en waarin de terugwerkende kracht in tijd werd beperkt.

In Straatsburg werd vervolgens geklaagd over schending van artikel 6 lid 1 EVRM (equality of arms) en schending van artikel 1 Protocol 1 (recht op eigendom).

Het Europese Hof oordeelde dat het EVRM niet is geschonden. Met betrekking tot artikel 6 constateert het EHRM dat de wetgever het juridische vacuüm wilde vullen dat was ontstaan door uitspraak van de Conseil d’Etat, en dat klagers hadden willen profiteren van dat ontstane gat in het recht. Klagers hadden kunnen verwachten dat er op dat punt wetgeving zou gaan komen. Wetgeving was dus voorzienbaar, en was ook gerechtvaardigd in het algemeen belang.

Met betrekking tot artikel 1 Protocol 1 doet het Hof geen uitspraak of al dan niet sprake is van ‘possessions’. Het Hof gaat uit van het fictieve geval dat sprake zou zijn van ‘possessions’, en concludeert dan dat ook in dat geval geen sprake is van schending van dit artikel. De klagers hebben alleen maar minder gekregen dan het bedrag waar ze op hadden gehoopt. Het algemeen belang gaat hier vóór het het belang van het gezochte voordeel van klagers.

Bron

Uitspraak EHRM 27 mei 2004, OGIS-Institut Stanislas e.a. t. Frankrijk