EHRM 29 juni 2004, Leyla Sahin tegen Turkije

Turkse universiteiten mogen studentes weren die een hoofddoek dragen, zo heeft het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg dinsdag bepaald. De hoofddoek mag worden verboden als dat nodig is ter bescherming van de seculiere staat, aldus het Hof.

Het Hof oordeelde over een klacht van een studente medicijnen, die de toegang was ontzegd bij een examen en colleges, omdat ze weigerde te voldoen aan de kledingvoorschriften van de universiteit van Istanbul. De universiteit had in 1998 een circulaire uitgevaardigd waarin het verbod van het dragen tijdens colleges, cursussen en werkgroepen was opgenomen. De studente, Sahin, zette haar studie in Wenen voort en stapte naar het Hof.

De zeven rechters oordeelden unaniem dat een verbod op religieuze uitingen mag om het seculiere karakter van staatsinstellingen en het principe van scheiding van kerk en staat te bewaken. De rechten van anderen rechtvaardigen de inbreuk (artikel 9 lid 2 EVRM): niet-islamitische studenten worden zo beschermd tegen de druk van fundamentalistische bewegingen. Daarnaast wees het Hof op het belang van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen. Het Hof hechtte eveneens waarde aan het feit dat alle vormen van kleding die religieuze manifestaties uitdragen op gelijke voet worden verboden in de circulaire.
Het vonnis heeft mogelijk grote gevolgen voor de discussie over het verbieden van de hoofddoek op scholen in andere Europese landen, zoals in Frankrijk, Duitsland en Nederland.

Bron

Uitspraak EHRM 29 juni 2004, Leyla Sahin t. Turkije