EHRM 29 september 2005, Van Houten tegen Nederland

Klager, Van Houten, heeft in 1988 een uitkering aangevraagd op grond van de Algemene arbeidsongeschiktheidswet. Pas in 2001 is deze aanvraag definitief afgewezen. Daarop heeft Van Houten een klacht ingediend bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, omdat hij van mening was dat de procedure rond zijn aanvraag voor een uitkering onredelijk lang had geduurd.

In de loop van de procedure bij het Hof heeft de Nederlandse regering bij wijze van een eenzijdige verklaring (‘unilateral declaration’) erkend dat de zaak onredelijk lang heeft geduurd. Daarbij heeft zij aangegeven bereid te zijn daarvoor een schadevergoeding te betalen van € 5000, ex gratia.

Het Hof achtte relevant dat de regering erkent dat een schending van artikel 5 EVRM heeft plaatsgevonden. Daarnaast achtte het Hof de aangeboden schadevergoeding redelijk. Als gevolg hiervan heeft het Hof de zaak van de rol geschrapt.

Hoewel dergelijke eenzijdige verklaringen in eerdere zaken voor het Europees Hof hebben gespeeld is dit de eerste Nederlandse zaak waarin de regering een eenzijdige verklaring aan het Hof heeft gedaan.