EHRM 4 december 2018, Magyar Jeti Zrt tegen Hongarije

Belang van hyperlinks voor het goed functioneren van internet. Schending art. 10 EVRM.

EHRM 4 december 2018, Magyar Jeti Zrt tegen Hongarije, nr. 11257/16

Feiten

Verzoeker, Magyar Jeti Zrt, is een mediabedrijf, als rechtspersoon geregistreerd onder Hongaars recht. Het bedrijf exploiteert een populaire nieuws-website: www.444.hu. Op 6 september 2013 publiceerde de website een artikel over een incident in het dorp Konyár, waarbij een bus met een groep kennelijk dronken voetbalfans was gestopt bij een vooral door Roma-kinderen bezochte school. De voetbalfans hadden racistische leuzen en dreigementen naar de leerlingen geroepen. Het artikel bevatte een hyperlink naar een op YouTube geplaatst interview. De video met dit interview was geplaatst door een media-organisatie die focuste op Roma-zaken. Deze media-organisatie had gesproken met een leider van de Roma-gemeenschap in Konyár en met een ouder. In het interview stelde de Roma-leider dat de voetbalfans leden zouden zijn van de politieke partij Jobbik, waarbij hij zei: ‘Jobbik kwam binnen’ en ‘Zij vielen de school binnen, Jobbik viel binnen.’

In oktober 2013 startte Jobbik een gerechtelijke procedure wegens smaad tegen acht personen en rechtspersonen, waaronder de Roma-leider, de media-organisatie die hem had geïnterviewd en andere media-organisaties. Op 30 maart 2014 oordeelde de rechtbank van Debrecen dat de uitspraken van de Roma-leider lasterlijk waren, omdat hij valselijk had gesteld dat Jobbik betrokken zou zijn bij het school-incident. De rechtbank oordeelde voorts dat verzoeker, Magyar Jeti Zrt, en andere mediabedrijven ‘objectieve aansprakelijkheid’, ook aangeduid als ‘strikte aansprakelijkheid’ (strict liability), droegen, omdat zij lasterlijke uitspraken hadden verspreid. Hierbij maakte het geen verschil of zij daarbij te goeder trouw of te kwader trouw hadden gehandeld. De rechtbank bepaalde in zijn vonnis voorts dat Magyar Jeti Zrt delen van dit vonnis moest plaatsen op de eigen nieuws-website, alsmede dat de hyperlink naar het YouTube-interview uit het artikel van verzoeker moest worden verwijderd.

Magyar Jeti Zrt stelde tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep in bij het gerechtshof van Debrecen. Op 25 september 2014 verwierp het gerechtshof het hoger beroep van Magyar Jeti Zrt. Deze ging in cassatie bij de Kúria (Hoge Raad) en diende ook een klacht in bij het Hongaarse Constitutionele Hof. Op 10 juni 2015 verwierp de Kúria het cassatieberoep van Magyar Jeti Zrt (dit arrest werd op 4 september 2015 aan Magyar Jeti Zrt betekend). Op 19 december 2017 ten slotte werd Magyar Jeti Zrt niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht bij het Constitutionele Hof.

Op 23 februari 2016 diende Magyar Jeti Zrt een verzoekschrift in bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Het mediabedrijf stelde dat de gerechtelijke veroordeling wegens smaad voor de opname van een hyperlink naar een interview op YouTube in zijn nieuwsbericht in strijd zou zijn met de vrijheid van meningsuiting (artikel 10 EVRM).

Oordeel van het EHRM

Het Hof stelt eerst vast dat de gerechtelijke veroordeling wegens smaad voor het plaatsen van de hyperlink naar het interview op YouTube een inperking vormde op de vrijheid van meningsuiting van klager. Een dergelijke inperking kan gerechtvaardigd zijn, indien deze een legitiem doel dient en noodzakelijk is in de democratische samenleving. Het Hof overweegt dat deze inperking een legitiem doel had, namelijk het beschermen van de rechten van derden.

Vervolgens onderzoekt het Hof of de inperking op de vrijheid van meningsuiting noodzakelijk was in de democratische samenleving. Het Hof benadrukt in dit kader het belang van hyperlinks voor het goed functioneren (smooth operation) van het internet, waarbij het Hof aangeeft dat hyperlinks, door het linken, informatie beschikbaar maken. Met betrekking tot het rapporteren van nieuws overweegt het Hof dat hyperlinks anders zijn dan andere vormen van publicatie, nu hyperlinks niet informatie presenteren of communiceren, maar internetgebruikers verwijzen naar informatie die elders op het internet beschikbaar is of internetgebruikers attenderen op het bestaan van die informatie. Het Hof overweegt in dit kader ook dat een kenmerkend aspect van het plaatsen van een hyperlink is dat de persoon die de hyperlink plaatst geen controle heeft over de inhoud van de informatie waarnaar wordt verwezen, alsmede dat die informatie na het plaatsen van de hyperlink kan wijzigen. De inhoud die achter de hyperlink ligt, is op een eerder moment in de tijd geopenbaard door de oorspronkelijke publicist. Gelet op het vorenstaande is het Hof het niet eens met de benadering van de Hongaarse gerechten, die in de onderhavige zaak het plaatsen van een hyperlink hebben gelijkgesteld met het verspreiden van lasterlijke informatie, hetgeen heeft geleid tot objectieve (strikte) aansprakelijkheid. Het Hof overweegt dat in het kader van artikel 10 EVRM een onderzoek nodig is naar de individuele omstandigheden van het geval.

Vervolgens noemt het Hof vijf elementen voor de beoordeling van de aansprakelijkheid van verzoeker als uitgever van een (nieuwsbericht met een) hyperlink (r.o. 77): 1) onderschreef de journalist de in geding zijnde informatie (did the journalist endorse the impugned content); 2) heeft de journalist de informatie herhaald zonder deze te onderschrijven; 3) heeft de journalist uitsluitend een hyperlink naar de in geding zijnde informatie geplaatst zonder deze informatie te onderschrijven of te herhalen; 4) wist de journalist, of had hij of zij redelijkerwijs kunnen weten, dat de in geding zijnde informatie lasterlijk of anderszins onrechtmatig was, en 5) handelde de journalist te goeder trouw waarbij hij of zij de journalistieke ethiek respecteerde, en handelde hij of zij met de zorgvuldigheid van verantwoordelijke journalistiek.

Het Hof overweegt dat in het onderhavige geval verzoeker eenvoudigweg heeft opgemerkt dat een interview met de Roma-leider beschikbaar was op YouTube en daarbij een hyperlink heeft geplaatst, zonder enig commentaar, zonder de inhoud van het interview te herhalen en zonder de politieke partij (Jobbik) te noemen. Het artikel van verzoeker gaf ook niet aan of de opmerkingen van de Roma-leider waar of onwaar waren, en onderschreef de opmerkingen van de Roma-leider niet. Het Hof overweegt ook dat het voor de journalist die de hyperlink plaatste niet duidelijk kon zijn geweest dat de hyperlink verwees naar lasterlijke informatie, nu er op het moment van het plaatsen van de hyperlink nog geen rechterlijke uitspraak over het YouTube-interview was geweest en het niet mogelijk was al op het eerste gezicht te zien dat de in het YouTube-interview gemaakte opmerkingen evident onrechtmatig zouden zijn. In dit verband merkt het Hof ook op dat politici en politieke partijen een ruimere mate van kritiek moeten accepteren dan anderen.

Het Hof overweegt dat Hongaars recht, zoals geïnterpreteerd door de Hongaarse gerechten, geen ruimte biedt voor onderzoek naar de rechten van verzoeker op grond van artikel 10 EVRM, terwijl zulk onderzoek in casu erg belangrijk was, aangezien het debat over een vraagstuk van publiek belang ging. Het oordeel van de nationale gerechten, dat het plaatsen van een hyperlink gelijkstelde aan het verspreiden van lasterlijke informatie, hetgeen leidde tot objectieve (strikte) aansprakelijkheid, betekent dat geen weging heeft plaatsgevonden van de rechten van de betrokken partijen op grond van de artikelen 8 en 10 EVRM. Het Hof merkt in dit verband op dat een zodanige objectieve aansprakelijkheid negatieve consequenties kan hebben voor de informatievrijheid op internet, door auteurs en uitgevers ertoe aan te zetten zich te onthouden van het plaatsen van hyperlinks naar materiaal waarvan zij de inhoud niet kunnen beheersen. Dit kan volgens het Hof een chilling effect hebben op de vrijheid van meningsuiting op internet. Het Hof concludeert dat aan verzoeker een disproportionele inperking is opgelegd van zijn vrijheid van meningsuiting en dat artikel 10 EVRM is geschonden.

Aan de uitspraak is een concurring opinion van rechter Pinto de Albuquerque gevoegd.

Bronnen

EHRM 4 december 2018, Magyar Jeti Zrt tegen Hongarije, nr. 11257/16

Persbericht EHRM 4 december 2018