Gerechtshof ‘s-Gravenhage 9 mei 2007 (van Anraat medeplichtig aan oorlogsmisdaden)

DEN HAAG. Het Haagse gerechtshof heeft zakenman Frans van Anraat op 9 mei veroordeeld tot zeventien jaar cel wegens medeplichtigheid aan oorlogsmisdaden begaan door het regime van Saddam Hussein in de jaren tachtig.

Het Hof achtte bewezen dat van Anraat grote hoeveelheden chemicaliën leverde aan Irak, in de wetenschap dat met deze stoffen mosterdgas zou worden vervaardigd. Ook moet van Anraat zich er bewust van zijn geweest dat dit mosterdgas daadwerkelijk door het Irakese regime zou worden gebruikt. In 1987 en 1988 heeft Irak tijdens de oorlog met Iran luchtaanvallen uitgevoerd in Noord-Irak en Iran, waarbij mosterdgas tegen de bevolking werd ingezet.

Van Anraat, die niet aanwezig was in de rechtszaal tijdens de uitspraak, werd door het Hof vrijgesproken van medeplichtigheid aan genocide. Het Hof gaf te kennen over onvoldoende bewijsmateriaal te beschikken om het handelen van het Iraakse regime te kunnen bestempelen als genocide. Niettemin vond het Hof dat er ‘krachtige aanwijzingen’ waren dat de leiders van het Iraakse regime zich hebben laten leiden door een ‘genocidaal oogmerk’. In elk geval concludeerde het Hof dat niet was komen vast te staan dat van Anraat wist dat de chemicaliën gebruikt zouden worden voor dit genocidale oogmerk. Hierdoor werd niet voldaan aan het ‘opzet-criterium’, dat noodzakelijk is voor een veroordeling op grond van medeplichtigheid.

In grote lijnen komt de uitspraak van het gerechtshof overeen met de uitspraak van de Haagse rechtbank van 23 december 2003. Ook toen werd van Anraat veroordeeld vanwege medeplichtigheid aan oorlogsmisdaden, maar vrijgesproken van medeplichtigheid aan genocide. Wel is de door het gerechtshof opgelegde straf hoger. De rechtbank had het gelaten bij 15 jaar gevangenisstraf, de maximale straf die geldt voor medeplichtigheid aan oorlogsmisdrijven. Het Hof wijst erop dat van Anraat zich meermalen heeft schuldig gemaakt aan medeplichtigheid, waardoor deze maximumduur kan worden verlengd tot 20 jaar. Uiteindelijk legt het Hof van Anraat een gevangenisstraf op van 17 jaar. Hierbij kent het Hof enig gewicht toe aan het feit dat de misdrijven meer dan twintig jaar geleden zijn gepleegd en dat van Anraat inmiddels op gevorderde leeftijd is, maar belangrijker vindt het Hof dat de verdachte op geen enkele wijze heeft blijkgegeven van schuldbesef en dat het hier gaat om uiterst grove schendingen van beginselen van humanitair recht.

BRONNEN

Uitspraak Gerechtshof Den Haag 9 mei 2007

Uitspraak Rechtbank Den Haag 23 december 2005 (LJN: AU8685)

Eerder nieuwsbericht NJCM naar aanleiding van uitspraak Rechtbank Den Haag