HvJ EU be­ant­woordt prejudiciële vra­gen over ver­lies van na­ti­o­na­li­teit

Het Hof van Justitie van de Europese Unie in Luxemburg heeft op 12 maart 2019 prejudiciële vragen beantwoord in zaken waarbij verlies van nationaliteit een rol speelt. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State stelde de vragen in april 2017.

Prejudiciële vra­gen van de Raad van State

De Afdeling bestuursrechtspraak stelde de prejudiciële vragen in vier afzonderlijke zaken. In deze zaken heeft de Minister van Buitenlandse Zaken geweigerd om paspoortaanvragen in behandeling te nemen, omdat de aanvragers het Nederlanderschap van rechtswege zouden hebben verloren. Het gaat in alle gevallen om personen die ook de nationaliteit van een ander land hebben. Op grond van een Nederlandse wet (artikel 15 Rijkswet op het Nederlanderschap) kunnen mensen die langer dan tien jaar buiten de Europese Unie wonen, onder bepaalde omstandigheden, automatisch hun Nederlandse nationaliteit kwijtraken. De Afdeling bestuursrechtspraak wilde van het Hof van Justitie van de Europese Unie weten of die gang van zaken in overeenstemming is met twee Europese verdragsbepalingen over het burgerschap van de Unie (artikelen 20 en 21 Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie).

De Afdeling bestuursrechtspraak vroeg zich daarbij af of het Europees recht verplicht tot een individuele toetsing aan het evenredigheidsbeginsel, nu het verlies van de Nederlandse nationaliteit ook betekent dat iemand geen ‘burger van de Europese Unie’ meer is. Hierdoor kan iemand ook geen aanspraak meer maken op de rechten die daarmee samenhangen, zoals het vrij verkeer van personen.

Antwoord van het HvJ EU

Op deze vragen antwoordt het Hof dat het Europees recht er in beginsel niet aan in de weg staat dat een lidstaat, om redenen van algemeen belang, voorziet in het verlies van nationaliteit, ook al heeft dat als gevolg dat iemand geen ‘burger van de Europese Unie’ meer is. Echter, het automatisch verlies van nationaliteit is niet verenigbaar met het evenredigheidsbeginsel, als de nationale voorschriften het niet mogelijk maken dat de gevolgen van dat verlies voor betrokkenen uit oogpunt van het Europees recht van geval tot geval worden getoetst. Volgens het Hof moeten de bevoegde nationale autoriteiten en rechterlijke instanties incidenteel kunnen onderzoeken wat de gevolgen van dat nationaliteitsverlies zijn, en of dat verenigbaar is met het Handvest en de grondrechten van de Europese Unie.

Voortzetting van de behandeling

Met de antwoorden van het Hof van Justitie is nog geen einde gekomen aan deze procedures bij de Afdeling bestuursrechtspraak. Zij heeft de behandeling van de zaken geschorst in afwachting van de antwoorden van het Hof in Luxemburg. Nu het Hof de prejudiciële vragen heeft beantwoord, zal de Afdeling bestuursrechtspraak de behandeling van de zaken voortzetten en daarna definitieve uitspraken doen.

Bronnen

Persbericht Raad van State, 12 maart 2019.

Persbericht Hof van Justitie EU, 12 maart 2019.