Joegoslaviëtribunaal veroordeelt Mladić voor genocide, oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid

DEN HAAG. Het Joegoslaviëtribunaal heeft op 22 november 2017 Ratko Mladić, voormalig commandant van het Bosnisch-Servische Leger, veroordeeld voor genocide, misdrijven tegen de menselijkheid en schendingen van het oorlogsrecht. Deze misdrijven werden van 1992 tot 1995 gepleegd door Servische legereenheden gedurende het gewapende conflict in Bosnië en Herzegovina. Het Joegoslaviëtribunaal legde Ratko Mladić levenslange gevangenisstraf op.
Mladić werd veroordeeld voor genocide en achtervolging, vernietiging, moord en gedwongen verplaatsing in het gebied van Srebrenica in 1995; van achtervolging, vernietiging, moord, deportatie en gedwongen verplaatsing in gemeenten verspreid over Bosnië en Herzegovina; van moord, terreur en onrechtmatige aanvallen op burgers in Sarajevo; en van gijzeling van VN-personeel. Mladić werd vrijgesproken van de aanklacht op grond van genocide in verschillende gemeenten in Bosnië en Herzegovina in 1992.

Het Joegoslaviëtribunaal (hierna: Tribunaal) oordeelde dat Mladić deze misdrijven pleegde door zijn deelname in, en bijdrage aan, vier criminele organisaties (joint criminal enterprises (JCE)): de Overarching JCE, de Sarajevo JCE, de Srebrenica JCE en de Hostage-taking JCE.

De Overarching JCE (overkoepelende JCE), die bestond tussen 1991 en november 1995, had tot doel het permament verwijderen van Bosnische Moslims en Bosnische Kroaten uit Bosnisch-Servisch opgeëist gebied door het plegen van misdrijven in gemeenten verspreid over Bosnië en Herzegovina. Het Joegoslaviëtribunaal oordeelde dat de bewijsmiddelen niet een oordeel ondersteunden dat genocide deel uitmaakte van het doel van de Overarching JCE.

De rechters stelden vast dat Bosnisch-Servische legereenheden veel Bosnische Moslims en Bosnische Kroaten hebben gedood, terwijl talrijke anderen uit hun woningen werden verdreven tijdens en na de overname van de gemeenten en volgend op aanvallen op niet-Servische dorpen.

Andere slachtoffers werden gearresteerd, gevangen gehouden in detentiecentra vaak onder inhumane levensomstandigheden, onderworpen aan marteling, afranseling, verkrachting en andere vormen van seksueel geweld en daarna weggevoerd uit de gemeenten.

Het Tribunaal overwoog dat Mladić een grote rol speelde in (‘was instrumental to’) het plegen van deze misdrijven, zozeer dat zonder zijn handelen deze misdrijven niet zouden zijn gepleegd zoals zij zijn gepleegd. De rechters oordeelden daarom dat Mladić in belangrijke mate heeft bijgedragen aan het bereiken van het gemeenschappelijke doel van het permanent verwijderen van Moslims en Kroaten uit Servisch opgeëist gebied in Bosnië en Herzegovina door het plegen van deze misdrijven. Mladić werd schuldig bevonden aan achtervolging, vernietiging, moord, deportatie en gedwongen verplaatsing.

Het Tribunaal oordeelde voorts bij meerderheid (waarbij rechter Orie anders oordeelde) dat de plegers van misdrijven in verscheidene gemeenten de intentie hadden de Bosnische Moslims in die gemeenten te vernietigen als een deel van de beschermde groep. De rechters concludeerden echter dat de Bosnische Moslims die doelwit waren in elke gemeente een relatief klein deel vormden en niet op andere wijzen een substantieel deel van de beschermde groep vormden. Gelet hierop was het Tribunaal niet overtuigd dat de enige redelijke gevolgtrekking was dat de plegers van de misdrijven de gemeenschappelijke intentie hadden om een substantieel deel van de beschermde groep van Bosnische Moslims te vernietigen.

Het Tribunaal overwoog dat Mladić tussen mei 1992 en november 1995 in belangrijke mate bijdroeg aan een criminele organisatie (joint criminal enterprise (JCE)) gericht op het uitvoeren van een campagne van beschietingen en bombardementen om terreur uit te oefenen op de bevolking van Sarajevo (Sarajevo JCE).

Gedurende deze periode heeft het Bosnisch-Servische Leger de burgerbevolking van Sarajevo dagelijks gebombardeerd en beschoten, dikwijls op plaatsen die geen of weinig militair belang hadden, hetgeen leidde tot de dood en verwondingen van duizenden burgers. De inwoners van Sarajevo werden, in de woorden van rechter Orie “gedwongen te leven onder constante hoge druk. Elke keer wanneer zij of hun geliefden hun woningen verlieten, vroegen zij zich af of zij doelwit zouden zijn van een sluipschutter of artillerievuur”.

Het Tribunaal stelde vast dat Mladić beoogde deze misdrijven te plegen teneinde de doelstelling van de Sarajevo JCE te bereiken, en dat zijn handelen een grote rol speelde in het plegen van deze misdrijven. Gelet hierop oordeelde het Tribunaal dat Mladić schuldig is aan de misdrijven terreur, onrechtmatige aanvallen op burgers en moord.

Het Hof stelde voorts vast dat er een criminele organisatie (joint criminal enterprise (JCE)) bestond met het gemeenschappelijk doel VN-personeel te gijzelen teneinde de NAVO onder druk te zetten om geen luchtaanvallen uit te voeren tegen Bosnisch-Servische doelen (Hostage-taking JCE).

Met het oog op dit doel werd tussen ca. 25 mei en 24 juni 1995 VN-personeel gevangengehouden door eenheden van het Bosnisch-Servische Leger en overgebracht naar verscheidene plaatsen in Bosnië en Herzegovina. Sommigen werden vastgeketend en met handboeien vastgehouden, soms onder de loop van een geweer, buiten gebieden van militair belang. Mladić beoogde het VN-personeel gevangen te houden en bedreigde hen gedurende hun detentie met het doel de NAVO af te houden van luchtaanvallen.

De rechters concludeerden dat de bijdragen van Mladić centraal stonden in de tenuitvoerlegging van het doel van de Hostage-taking JCE en dat hij daarom schuldig is aan gijzeling.

De rechters oordeelden ook dat Mladić deelnam aan een criminele organisatie (JCE) met het doel de Bosnische Moslims in Srebrenica uit te roeien (Srebrenica JCE).

In maart 1995 tekende Mladić bevelen voor een strategische operatie tegen de enclave, gericht op het verwijderen van de Bosnische Moslimbevolking en het creëren van een Servisch gebied. Nadat het Bosnisch-Servische Leger op 11 juli 1995 Srebrenica was binnengetrokken, werden de vrouwen, kinderen en sommige oudere mannen onder de Bosnische Moslims onder dwang weggevoerd uit de enclave en naar Bosnisch-Moslimgebied getransporteerd. De Bosnisch-Moslimmannen die uit de VN-basis in Potočari waren gehaald werden gevangengezet in tijdelijke detentiecentra en later, samen met duizenden anderen die te voet uit de enclave waren gevlucht, getransporteerd naar verscheidene locaties in Srebrenica, Bratunac en Zvornik, waar zij werden geëxecuteerd.

Het Tribunaal oordeelde dat Mladić het oogmerk had het doel van de Srebrenica JCE uit te voeren door de Bosnische Moslims in Srebrenica te vernietigen, door de mannen en jongens te doden en de vrouwen, kinderen en sommige oude mannen weg te voeren. Gelet op het voorgaande oordeelde het Tribunaal dat Mladić schuldig is aan genocide, achtervolging, moord, uitroeiing en gedwongen verplaatsing.

BRON

Uitspraak en persbericht Joegoslaviëtribunaal (International Criminal Tribunal for the former Yugoslavia) 22 november 2017 in de zaak Ratko Mladić (IT-09-92)