Standpunt NJCM over VN-Mensenrechtenraad

LEIDEN. Op 11 mei formuleerde het Nederlands Juristen Comité voor de Mensen-rechten (NJCM) zijn standpunt over de VN-Mensenrechtenraad. NJCM vindt de uitslag van de verkiezingen voor de nieuwe Mensenrechtenraad (MRR) teleurstellend, gezien het feit dat een groot aantal landen met een dubieuze mensenrechtenreputatie verkozen is.

Andere aandachtspunten zijn:

1) Helaas is al in eerder stadium niet gelukt om de MRR tot een permanent orgaan om te vormen en het blijft teleurstellend dat de raad van ondercommissie van de Economic and Social Council (ECOSOC) is verworden tot subsidiair orgaan van de Algemene Vergadering. Waarbij slechts de mogelijkheid is geboden om deze na vijf jaar te upgraden tot hoofdorgaan van de VN. Het is dan ook de vraag of de MRR serieuzer zal worden genomen dan de Mensenrechtencommissie (MRC).

2) Er is meer ruimte voor de special procedures en actieve follow-up wordt mogelijk door meerdere sessies per jaar te houden.

3) Het is ook makkelijker geworden om in urgente situaties bijeen te komen tijdens een speciale zitting, al is het initiatief hiertoe beperkt tot de leden van de MRR. Al met al zal de nieuwe MRR hierdoor effectiever en daadkrachtiger dan de MRC tegen mensen-rechtenschendingen kunnen optreden.

4) Het is positief dat de MRR, volgens de aangenomen resolutie, de ‘oude’ mandaten, mechanismen, functies en verantwoordelijkheden van de MRC niet alleen kan hervatten, maar dat hij deze ook kan herzien en waar nodig verbeteren. Deze herziening dient plaats te vinden binnen een jaar na de eerste bijeenkomst van de MRR. Het is hierbij echter wel van dringend belang dat de lidstaten ervoor zorgen dat belangrijke mandaten niet afgeschaft worden. Hier ligt juist een kans om het systeem van special procedures te versterken. De rapporten en bevindingen van de special procedures dienen, zoals onder de MRC, gebruikt te worden om beter te reageren in tijden van urgente crises alsook bij het opzetten van een effectief follow-up beleid.

5) De MRR dient met betrekking tot de special procedures alsmede tot het nieuwe instrument de peer review een duidelijke en strenge lijn uit te zetten voor wat betreft sancties bij weigering tot meewerken aan de procedure. De resolutie laat hiertoe ruimte, nu deze de peer review ziet als een ‘cooperative mechanism, based on an interactive dialogue, with the full involvement of the country concerned and with consideration given to its capacity-building needs’ en nu deze de MRR vraagt om binnen een jaar de modaliteiten met betrekking tot de peer review procedure vast te stellen. Werken landen niet mee, dan moet duidelijk zijn wat hiervan de consequenties zijn.

6) Op grond van de aangenomen resolutie lijkt de rol van NGO’s bewaard te blijven, nu participatie van onder meer NGO’s in de sessies van de MRR georganiseerd wordt volgens dezelfde afspraken die golden voor de MRC. Dat is mooi, de centrale rol van NGO’s verworven onder de MRC blijft zo behouden. Daarnaast kunnen er duidelijker afspraken over structurele communicatie met en tussen NGO’s, lidstaten, de MRR, Speciale Rapporteurs en dergelijke worden gemaakt. Ook kunnen NGO’s een hoofdrol spelen in de follow-up van mensenrechtenbeleid, met in het bijzonder aandacht voor de implementatie van aanbevelingen aan afzonderlijke lidstaten in het kader van de peer review procedure. Vooral de mogelijkheden voor uitwisseling van recente en relevante informatie tussen regeringen en NGO’s blijven nu deels ongebruikt en kunnen worden geïnstitutionaliseerd.