Tweede Kamer neemt motie aan over experiment met de advocaat bij het politieverhoor

DEN HAAG. In de Tweede Kamer is dinsdag een motie aangenomen waarin de regering wordt verzocht te onderzoeken op basis van welke criteria op korte termijn een experiment gestart kan worden met de aanwezigheid van de advocaat bij het politieverhoor.

De motie was ingediend door de kamerleden Dittrich (D66), Wolfsen (PvdA) en Weekers (VVD). In het kamerdebat over dit onderwerp op 19 april had minister van Justitie Donner reeds aangegeven er gevoelig voor te zijn dat de kamerleden de regering vragen dit te onderzoeken en zegde hij de Kamer toe deze voor 1 juli per brief in te lichten over aspecten die hiermee samenhangen.

In het huidige Nederlandse rechtssysteem zijn advocaten niet bij politieverhoren aanwezig. In de door de Kamer aanvaarde motie wordt onder meer overwogen dat in 17 van de 25 EU-landen advocaten wel de bevoegdheid hebben bij het politieverhoor aanwezig te zijn.

De motie werd ingediend tijdens het kamerdebat over het Programma versterking opsporing en vervolging, opgesteld naar aanleiding van het evaluatierapport over de justitiële dwalingen in de Schiedammer Parkmoord. Tijdens dit debat werden nog drie moties op het gebied van strafvordering aangenomen.

De eerste motie, van de kamerleden Weekers en Wolfsen, betrof het maken van geluidsopnamen van verhoren. In deze motie wordt de regering verzocht ‘het daarheen te leiden dat in instructies aan Openbaar Ministerie en politie als uitgangspunt wordt gehanteerd dat het opnemen van verhoren van verdachten, aangevers of getuigen op geluidsdrager wordt voorgeschreven en dat van opname alleen kan worden afgezien in verband met de geringe toegevoegde waarde daarvan.’

De tweede motie, van het Kamerlid Wolfsen, betrof de wijze waarop in de toekomst wordt gerapporteerd over DNA-materiaal. In deze motie wordt de de regering verzocht ‘te bewerkstellingen dat in de toekomst op een zodanige wordt gerapporteerd dat altijd ook materiaal en informatie dat/die op enigerlei wijze ontlastend voor de verdachte zou kunnen zijn, alsmede eventueel daarop gebaseerde twijfel aan de schuld van de verdachte, worden gemeld.’

De derde motie, eveneens van het Kamerlid Wolfsen, betrof het ontwerpen van een evaluatiemechanisme voor strafzaken die niet hebben geleid tot een onherroepelijke veroordeling. In de motie wordt toegejuicht ‘dat het College van Procureurs-Generaal heeft besloten tot de instelling van de Commissie evaluatie afgesloten strafzaken’ en overwogen ‘dat met een zekere regelmaat de behoefte wordt gevoeld om eveneens, systematischer dan nu, strafzaken te evalueren die niet hebben geleid tot een onherroepelijke veroordeling (bijvoorbeeld vrijspraken [..]) of hebben geleid tot een andere veroordeling dan door het OM beoogd.’ De regering wordt verzocht ook voor dit type zaken een evaluatiemechanisme te ontwerpen.

BRONNEN