Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken wil één asielprocedure: ‘Secuur en Snel’

DEN HAAG. De ACVZ stelt in haar advies een samenvoeging voor van de AC- en OC-procedure tot één asielprocedure met enerzijds tijd voor het zorgvuldig voorbereiden en uitvoeren van de besluitvorming én anderzijds een strikte afbakening van de beslissingstermijn, waarvan de tijdsduur afhankelijk is van de in het individueel geval eventueel benodigde onderzoeken. De voorgestelde maatregelen verminderen zorgvuldigheidsrisico’s en verkorten de duur van totale procedure.

In de praktijk is gebleken dat de huidige tweedeling via de zeer korte AC-procedure (48 proces-uren, oftewel vijf werkdagen) leidt tot grote zorgvuldigheidsrisico’s en tweede en volgende aanvragen, terwijl de OC– procedure (mogelijk twee keer een half jaar) vaak onnodig lang op een besluit laat wachten daar het geen mechanismen voor tijd- en termijnbewaking kent. Daarbij zorgt de overgang van de AC- naar de OC- procedure, wanneer nader onderzoek nodig is gebleken, voor onnodige vertraging omdat dossiers worden overgedragen aan een nieuwe beslisser. Doordat asielzoekers vaak jarenlang op een beslissing moeten wachten, zijn bij toelating reeds integratieproblemen ontstaan en is bij afwijzing de terugkeer vaak moeilijker (soms zelfs onredelijk) geworden.

De nieuwe asielprocedure dient volgens ACVZ van een variabele snelheid te zijn, afhankelijk van aard en inhoud van het asielverzoek, waarbij optimale zorgvuldigheid dient te worden nagestreefd. Om de procedure ‘secuur en snel’ te laten verlopen, is gekozen voor een gefaseerde asielbesluitprocedure met een maximale beslistermijn van één jaar, waarbij het verzoek op elk moment kan worden afgedaan als ‘klaarblijkelijk ongegrond’. Voor de optimale werking van de procedure is het vasthouden aan termijnen door de uitvoerende instantie, de Immigratie- en Naturalisatie Dienst (IND), van essentieel belang. De procedure dient dan ook van een ‘ijzeren’ regime te worden voorzien. ACVZ stelt een interne controle voor, die direct onder de verantwoordelijkheid van de hoofddirectie valt en aangevuld wordt door een ‘automatische’ rapportage aan minister en Tweede Kamer. Mocht dit interne IND-regime falen, waardoor binnen één jaar nog geen beslissing is gevallen, dan dient de zaak onverwijld aan de rechter te worden voorgelegd. Deze legt vervolgens een fatale termijn voor beslissen op en dient de bevoegdheid te krijgen tot het tevens opleggen van een (hoge) dwangsom.

In haar advies toont ACVZ begrip voor problemen waarmee de IND te kampen krijgt door de onvoorspelbaarheid van toestromen van vluchtelingen. Hierdoor ontstaat een onregelmatig werkaanbod, dat leidt tot stagnatie in de werkprocessen van de IND en daarmee tot kritiek op diens werkwijze en resultaten. ACVZ komt met verschillende oplossingen voor deze situaties, zoals een systeem waarbij externe arbeidskrachten tijdelijk reguliere IND-taken kunnen verrichten, zodat vrijgevallen ervaren IND-ers bij asiel kunnen worden ingezet of door tijdelijk oproepbare ex-IND-ers in te zetten. Deze en andere voorgestelde mogelijkheden dienen echter nader bestudeerd te worden.

Vijf jaar na het in werking treden van de Vreemdelingenwet 2000 op 1 april 2001, heeft de Tweede Kamer de wet laten evalueren. Op 29 augustus 2006 is deze evaluatie aangeboden. Centraal in deze evaluatie staat de AC-procedure. Het Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten schreef op deze evaluatie een commentaar, dat zich richt op de meest in het oog springende onderwerpen van deze evaluatie die verband houden met internationale en Europese mensenrechtenverdragen.

BRONNEN

NJCM-commentaar: Evaluatie Vreemdelingenwet 2000