Categoriaal beschermingsbeleid voor bepaalde groepen Somaliërs

DEN HAAG. De ministerraad heeft in een persbericht van 24 juni 2005 laten weten dat zij op voorstel van minister Verdonk voor Vreemdelingenzaken en Integratie besloten heeft tot een zogeheten ‘categoriaal beschermingsbeleid’ voor bepaalde groepen Somalische asielzoekers.

Het betreft personen van Somalische nationaliteit die niet afkomstig zijn uit Puntland of Somaliland, met uitzondering van de provincies Sool en Sanaag. Een dergelijk beleid houdt in dat alle asielzoekers die uit een bepaald gebied komen een (tijdelijke) verblijfsvergunning krijgen in verband met de onveiligheid van het gebied waaruit ze afkomstig zijn.

Dit categoriaal beschermingsbeleid wordt gevoerd naar aanleiding van de ‘interim measures’ van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (Europees Hof). Met deze interim measures had het Europees Hof de uitzetting van meerdere Somaliërs geblokkeerd in afwachting van de behandeling van de door deze Somaliërs bij het Hof ingediende klachten tegen Nederland. Volgens de Raad van State leverden de interim measures een feitelijke belemmering op voor de uitzetting van bovengenoemde groepen Somaliërs.

De interim measures waren ingesteld nadat verschillende Somaliërs klachten hadden ingediend bij het Europees Hof. Deze klachten hielden in dat het terugsturen van de Somaliërs door Nederland een schending van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) oplevert. Dit artikel bepaalt dat men geen mensen mag folteren of onmenselijk behandelen of bestraffen. Volgens het Europees Hof omhelst dit verbod ook een ‘refoulementverbod’. Dit houdt in dat een land dat het EVRM heeft geratificeerd niet iemand die in een bepaald land het risico van foltering of onmenselijke behandeling of bestraffing loopt naar dat land mag terugsturen.

Bij brief van 14 september 2004 had het NJCM bij minister Verdonk en de vaste kamercommissie van justitie erop aangedrongen om de uitzettingen van Somaliërs die niet afkomstig zijn uit Noord-Somalië op te schorten. Het NJCM baseerde haar oordeel op zorgelijke berichten over uitzettingen en de interim-measures van het Europees Hof, die naar het oordeel van het NJCM opgevat moesten worden als signalen van het Europees Hof om de uitzettingen te staken. In de brief had het NJCM ook de vraag opgeworpen of er geen beleid van categoriale bescherming voor Somaliërs die niet afkomstig zijn uit het noorden van Somalië gevoerd zou moeten worden.