EHRM 28 mei 2019, Van de Kolk t. Nederland: schending artikel 6, lid 1 en 3(c) EVRM

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft op 28 mei 2019 geoordeeld in de zaak Van de Kolk t. Nederland (appl. no. 23192/15). De zaak betrof de klacht van Van de Kolk dat hij geen eerlijk proces heeft gehad omdat zijn recht op bijstand van een raadsman tijdens zijn verhoren door de politie is geschonden. Het Europees Hof oordeelde unaniem dat sprake was van schending van het recht op een eerlijk proces als vastgelegd in artikel 6, lid 1 en lid 3(c) EVRM.

Samenvatting

 

Feiten

Klager in deze zaak, Hugo Johannes Charles van de Kolk, is een Nederlander geboren in 1990 in Alphen aan den Rijn. Op 19 augustus 2009 is Van de Kolk aangehouden op verdenking van verspreiding van kinderporno (drie foto’s van een zestienjarig meisje). Later die dag begon de politie Van de Kolk (hierna: klager) te ondervragen over zijn persoonlijke omstandigheden. Dit verhoor begon voordat klager zijn raadsman, die op dat moment niet beschikbaar was, had kunnen consulteren. Nadat het verhoor was begonnen, kwam de raadsman beschikbaar en heeft de politie het verhoor opgeschort om klager gelegenheid te geven om telefonisch zijn raadsman te consulteren. Na dit telefoongesprek werd het verhoor hervat. Na het verhoor bezocht de raadsman klager op het politiebureau. Op 20 augustus 2009 is de politie begonnen klager te verhoren over verspreiding van kinderpornografie. Aan het begin van dit verhoor verzocht klager om te worden bijgestaan door zijn raadsman. Dit verzoek werd afgewezen en het verhoor werd hervat. Tijdens dit verhoor zag de politie dat klager een op spasme gelijkende beweging maakte met zijn armen en vroeg hem of hij een epileptische aanval kreeg. Klager bevestigde dit en zei dat dit door stress kon komen. De politie besloot het verhoor te onderbreken. Later die dag werd het verhoor hervat. De op 20 augustus 2009 door klager afgelegde verklaringen zijn voor het bewijs gebruikt.

Op 25 maart 2011 werd Van de Kolk door de Rechtbank Den Haag schuldig verklaard aan de verspreiding van kinderporno en veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken en een taakstraf van 80 uren. Het gerechtshof Den Haag vernietigde op 3 juli 2013 dit vonnis van de rechtbank, veroordeelde Van de Kolk voor dezelfde overtreding en legde hem een taakstraf van 40 uren op. Op 18 november 2014 verwierp de Hoge Raad het cassatieberoep van Van de Kolk.

Op 8 mei 2015 dient Van de Kolk een verzoekschrift in bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: het Hof), waarbij hij klaagt dat hij geen eerlijk proces heeft gehad omdat zijn recht op bijstand van een raadsman tijdens zijn verhoren door de politie is geschonden.

Oordeel van het Hof

(Derde Kamer: Dedov (President), Poláčková, Schukking)

Het Hof verwijst naar de algemene uitgangspunten zoals neergelegd in zijn uitspraken Salduz/Turkije (GK 27 november 2008, appl. no. 36391/02), Ibrahim e.a. /Verenigd Koninkrijk (GK 13 september 2016, appl. nos. 50541/08, 50571/08, 50573/08 en 40351/09), Simeonovi / Bulgarije (GK 12 mei 2017, appl. no. 21980/04) en Beuze/België (GK 9 november 2018, appl. no. 71409/10). Hieruit volgt in deze zaak een recht voor klager om te worden bijgestaan door een raadsman tijdens de politieverhoren, tenzij er dwingende redenen (‘compelling reasons’) waren dit recht te beperken (Beuze/België). Van dwingende redenen is volgens het Hof in het onderhavige geval geen sprake, waarbij het Hof herhaalt dat een wettelijke beperking op de toegang tot een raadsman niet een dergelijke dwingende reden kan opleveren. Het Hof overweegt, onder verwijzing naar Ibrahim e.a./Verenigd Koninkrijk, dat het ontbreken van een dwingende reden voor beperking van de toegang tot een raadsman niet automatisch meebrengt dat de procedure als geheel “unfair” is. De bewijslast dat sprake is geweest van een eerlijk proces ligt in dat geval evenwel bij de nationale autoriteiten (Ibrahim e.a./Verenigd Koninkrijk en Beuze/België). In deze zaak is in dat verband door de Nederlandse regering niets aangevoerd. Het Hof concludeert dat artikel 6, lid 1 en 3(c) EVRM is geschonden.

Bronnen

 

EHRM Van de Kolk t. Nederland, 28 mei 2019, appl. no. 23192/15. 

Nieuwsbrief Rechtspraak Europa nr. 6 (juni) 2019, p. 63.

S.F.W. van ’t Hullenaar & Th. Dieben, Update Ibrahim en Beuze. EHRM 28 mei 2019: Van de Kolk v Nederland (Application no. 23192/15), VCAS 4 juni 2019.