Europees Hof: uitspraak over onvrijwillige abortus en het recht op leven

STRAATSBURG. Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens deed op donderdag 8 juli uitspraak in een zaak over onvrijwillige abortus en het recht op leven. Het stelde daarbij vast dat het recht op leven ex artikel 2 EVRM niet zover strekt dat dit kan leiden tot het verplicht opnemen van strafrechtelijke vervolging van onvrijwillige abortus.

De klaagster in deze zaak is een 37-jarige Française van Vietnamese afkomst die zich in 1991 gedurende haar zwangerschap (zij was op dat moment zes maanden zwanger) liet onderzoeken door een gynaecoloog uit Lyon. De gynaecoloog verwisselde de klaagster met een naamgenote, bij wie hij op dezelfde dag een spiraaltje zou verwijderen. De gynaecoloog deed daartoe echter bij klaagster een poging en beschadigde de ongeboren vrucht. Een abortus was daarna onvermijdelijk. Sindsdien procedeert de klaagster om de gynaecoloog veroordeeld te krijgen voor ‘onvrijwillige doodslag’.

De lagere Franse rechter veroordeelde de gynaecoloog tot een gevangenisstraf van zes maanden. De Franse Cour de Cassation vond dat echter te ver gaan: van een ‘recht op leven’ van de ongeborene en daarmee een verplicht opnemen van strafbaarheid van onvrijwillige abortus in het strafrecht kan geen sprake zijn.

Het Straatsburgse Hof onderzocht of de Franse rechter met zijn uitspraak een inbreuk op het recht op leven had gemaakt, omdat er geen strafrechtelijke sanctie was gesteld op onvrijwillige abortus. Tussen de lidstaten bij de Raad van Europa bestaat volgens het Hof geen consensus over de kwestie wanneer het recht op leven aanvangt en aldus rechtsbescherming onder artikel 2 EVRM ontstaat. De potentie die het ongeboren leven in zich draagt om zich te ontwikkelen tot mens verdient in de optiek van het Hof evenwel bescherming onder de menselijke waardigheid, zonder dat dat – ongeboren leven – aanspraken kan maken op artikel 2. Met deze constatering stond vast dat de aanspraak niet kon worden beoordeeld onder het recht op leven. De rechters stelden vast dat Frankrijk onder artikel 2 EVRM aldus niet verplicht is om onvrijwillige beëindiging van een zwangerschap strafbaar te stellen. Volgens het Hof bood het Franse administratieve recht klaagster goede mogelijkheden om de gynaecoloog op grond van nalatigheid tuchtrechtelijk aan te pakken en rechtsherstel te vorderen. Veertien rechters stemden tegen een schending van artikel 2 EVRM; drie rechters vonden dat wel een schending had plaatsgevonden. Bij de uitspraak zijn de afwijkende meningen van de rechters aangehecht.

BRONNEN