Geweld tegen kinderen door Verenigde Naties wereldwijd in kaart gebracht

NEW YORK. Op 11 oktober presenteerde Secretaris-Generaal Kofi Annan het rapport over geweld tegen kinderen aan de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Het is het eerste VN-rapport dat zo expliciet en alomvattend geweld tegen kinderen aan de orde stelt. Het rapport vormt de basis voor een wereldwijde aanpak van tegen geweld tegen kinderen.

Het VN-rapport Violence against Children is het eindresultaat van een proces van vijf jaar waarin vanuit talrijke organisaties, aan de hand van studierapporten en met inspraak van jeugdigen een beeld wordt gegeven van de omvang en varieëit van geweld tegen kinderen. Het rapport is opgesteld door Annan’s onafhankelijke expert, de Braziliaanse hoogleraar Paulo Sérgio Pinheiro.

Geweld tegen kinderen is in vele landen van de wereld een alledaags, vaak sociaal aanvaard, gegeven en blijft dikwijls verborgen voor de buitenwereld, zo blijkt uit het VN-rapport. Wereldwijd krijgt tussen de 80 en 98% van de kinderen thuis fysieke straffen. In meer dan een derde van de gevallen gaat het om erg pijnlijke straffen met ‘hulpmiddelen’.

Naar schatting 150 miljoen meisjes en 73 miljoen jongens jonger dan 18 zijn volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) het slachtoffer geweest van seksueel misbruik. Zo’n 5,7 miljoen kinderen worden tot werken gewongen, 1,8 miljoen tot prostitutie en porno. Bovendien worden jaarlijks ongeveer 53.000 kinderen vermoord. In het licht van deze gegevens pleit het rapport voor het aanstellen van een bijzondere VN-ambassadeur.

De conclusie van het rapport is dat alle vormen van geweld tegen kinderen bij wet moeten worden verboden. Het gaat dan, aldus het rapport, om geweld in vijf situaties: geweld binnen het gezin (bijvoorbeeld seksueel misbruik), geweld op school (bijvoorbeeld lijfstraffen en vernederingen), geweld op straat (bijvoorbeeld terreur van bendes), geweld in instituties (bijvoorbeeld verwaarlozing en misbruik in tehuizen en jeugdgevangenissen) en geweld op de werkplek. In 77 landen is geweld in detentie wettelijk toegestaan. In zestien onderzochte ontwikkelingslanden bleek 20 tot 65 procent van de schoolgaande kinderen op school te maken te krijgen met geweld en getreiter. De gevolgen voor kinderen zijn desastreus. Het geweld beschadigt hun ontwikkeling, gezondheid en vermogen om te leren.

‘Uit studies blijkt dat mensen die in hun jonge jaren blootstonden aan geweld, later risicovol gedrag vertonen. Het gaat om roken en bovenmatig alcohol- en drugsgebruik. Daarnaast zijn ze inactief en lijden ze aan obesitas. En dat kan weer leiden tot kanker, depressies, zelfmoord en hart- en vaatziekten,’ aldus de VN.

Volgens het Kinderrechtencollectief moet ook de Nederlandse regering uit dit rapport consequenties trekken. Het Kinderrechtencollectief formuleerde vier aanbevelingen, die hun weerklank moeten vinden in het regeerakkoord van het na de verkiezingen van 22 november 2006 te formeren nieuwe kabinet:

  1. Kindermishandeling binnen het gezin komt in Nederland nog steeds te veel voor. Kindermishandeling kost de Nederlandse samenleving jaarlijks ongeveer 1 miljard euro. Via campagnes kunnen kinderen die slachtoffer zijn, aangemoedigd worden om ‘over sommige geheimen te gaan praten’, zoals de slogan van een succesvolle, eenmalige voorlichtingscampagne uit 1992 luidde. Opvoedingsondersteuning, onder andere in de vorm van oudercursussen, kan systematisch ingevoerd worden. Het verbod op slaan binnen de opvoeding, dat de Tweede Kamer in september 2006 heeft aanvaard is een belangrijk signaal en een stap in de goede richting.
  2. Pesten komt meer voor dan verwacht. Pesten is een vorm van kindermishandeling van kinderen onderling. Het slachtoffer moet geholpen worden, de dader ook. Peer group mediation zou een effectief middel kunnen zijn. Pestcodes kunnen bijdragen aan een veilige school voor alle kinderen.
  3. Opsluiten van kinderen is alleen toegestaan als het echt niet anders kan en dan nog voor een zo kort mogelijke tijd. In Nederland worden in vergelijking met een aantal jaren geleden meer minderjarigen (strafrechtelijk) opgesloten, ongeveer een verdubbeling in tien jaar. Detentie als straf moet worden vervangen door een vorm van herstelrecht (taakstraffen en slachtoffer-dader-bemiddeling).
  4. In het Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingbeleid zou de aandacht voor kinderen meer herkenbaar en toetsbaar moeten zijn. Dat geldt ook voor projecten en activiteiten die bijdragen aan de preventie, signalering en aanpak van geweld tegen kinderen in ontwikkelingslanden.

Bronnen