Hof van Justitie EG 3 september 2008 (bevriezen tegoeden wegens VN-sanctielijst)

De verordening betreffende het bevriezen van financiële tegoeden van personen die op de zogenoemde VN-sanctielijst staan, is nietig wegens strijd met de grondrechten. Dat heeft het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen op 3 september 2008 bepaald. Naar het oordeel van het Hof moeten deze personen worden gehoord en hebben zij het recht op rechterlijke toetsing van het besluit hen op de lijst te plaatsen.

De zaak was aanhangig gemaakt door de Saoediër Yassin Abdullah Kadi en de Zweedse stichting Al-Barakaat International (verder: Al-Barakaat). Kadi en Al-Barakaat werden na de terreuraanslagen van 11 september 2001 door het sanctiecomité van de Veiligheidsraad aangemerkt als terreurverdachten en op de zogenoemde sanctielijst geplaatst.

Volgens een resolutie van de Veiligheidsraad moeten alle VN-lidstaten de financiële tegoeden bevriezen die door personen op deze sanctielijst worden gecontroleerd. In de Europese Gemeenschap heeft de Raad ter uitvoering van deze resolutie een verordening vastgesteld die bepaalt dat de tegoeden en andere economische middelen van de personen en entiteiten die met name in een lijst in de bijlage bij deze verordening worden vermeld, dienen te worden bevroren. Deze lijst is meermalen gewijzigd om rekening te houden met de wijzigingen van de geconsolideerde lijst die wordt vastgesteld door het sanctiecomité, een orgaan van de Veiligheidsraad. Zo zijn op 19 oktober 2001 de namen van Kadi en Al Barakaat toegevoegd aan de geconsolideerde lijst en vervolgens overgenomen in de lijst van de communautaire verordening.

Kadi en Al Barakaat hebben bij het Gerecht van eerste aanleg beroep tot nietigverklaring van deze verordening ingesteld. Zij stelden dat de Raad niet bevoegd is om de betrokken verordening vast te stellen en dat deze inbreuk maakt op verschillende van hun grondrechten, met name het eigendomsrecht en de rechten van de verdediging. Bij arresten van 21 september 2005 heeft het Gerecht alle middelen van Kadi en Al Barakaat verworpen en de verordening gehandhaafd. Het heeft in het bijzonder geoordeeld dat de gemeenschapsrechter in beginsel niet bevoegd is om de geldigheid van de betrokken verordening te toetsen (behalve aan bepaalde dwingende regels van volkenrecht, het zogenaamde jus cogens), aangezien de lidstaten zich overeenkomstig het Handvest van de Verenigde Naties moeten voegen naar de resoluties van de Veiligheidsraad, een internationaal verdrag dat voorrang heeft boven het gemeenschapsrecht.

Kadi en Al Barakaat hebben tegen deze arresten hogere voorziening ingesteld bij het Hof van Justitie.

Het Hof van Justitie oordeelt dat de gemeenschapsrechter de wettigheid van alle gemeenschapshandelingen, daaronder begrepen de gemeenschapshandelingen die, zoals de litigieuze verordening, beogen uitvoering te geven aan resoluties van de Veiligheidsraad, in beginsel volledig dient te toetsen aan de grondrechten die behoren tot de algemene beginselen van gemeenschapsrecht.

Het Hof overweegt dat de eerbiediging van mensenrechten een vereiste is voor de wettigheid van communautaire maatregelen en dat maatregelen die onverenigbaar zijn met de eerbiediging van deze rechten in de Gemeenschap niet toelaatbaar zijn.

Het Hof beklemtoont dat de wettigheidscontrole door de gemeenschapsrechter betrekking heeft op de gemeenschapshandeling die ertoe strekt de betrokken internationale overeenkomst uit te voeren, en niet op deze laatste als zodanig. Een eventueel arrest van een communautaire rechterlijke instantie waarbij wordt vastgesteld dat een gemeenschapshandeling ter uitvoering van een resolutie van de Veiligheidsraad strijdig is met een hogere norm van de communautaire rechtsorde, zou niet impliceren dat wordt getornd aan de voorrang van deze resolutie op internationaalrechtelijk vlak.

Het Hof komt tot de conclusie dat de gemeenschapsrechter de wettigheid van alle gemeenschapshandelingen, daaronder begrepen de gemeenschapshandelingen die, zoals de litigieuze verordening, beogen uitvoering te geven aan resoluties van de Veiligheidsraad, in beginsel volledig dient te toetsen aan de grondrechten die behoren tot de algemene beginselen van gemeenschapsrecht.

Op deze grond vernietigt het Hof de arresten van het hof van Eerste Aanleg.

Vervolgens doet het Hof uitspraak over de middelen van Kadi en Al Barakaat tot nietigverklaring van de bestreden verordening. Het Hof oordeelt dat, gelet op de concrete omstandigheden waarin de naam van rekwiranten is geplaatst op de lijst van personen en entiteiten waarvan de tegoeden worden bevroren, de rechten van de verdediging, in het bijzonder het recht om te worden gehoord en het recht op een effectieve rechterlijke controle, niet zijn geëerbiedigd.

Het Hof oordeelt voorts dat de bevriezing van de tegoeden een ongerechtvaardigde beperking van het eigendomsrecht van Kadi vormt.

Op grond van het vorenstaande verklaart het Hof de verordening van de Raad nietig voor zover zij de tegoeden van Kadi en Al Barakaat bevriest.

De volledige tekst van het arrest van het Hof van Justitie (C-402/05 P & C-415/05 P) kan hieronder worden gedownload.

Bronnen

Arrest Hof van Justitie 3 september 2008

Persbericht Hof van Justitie 3 september 2008