NJCM-congres Terrorismebestrijding met Mensenrechten

DEN HAAG. Op 8 april j.l. organiseerde het Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten (NJCM) ter gelegenheid van zijn 30-jarig bestaan het lustrumcongres ‘Terrorismebestrijding met mensenrechten’. Het congres, dat werd bezocht door meer dan tweehonderd mensen en werd voorgezeten door prof. mr. B.E.P. Myjer, vond plaats in het Vredespaleis te Den Haag. Het onderwerp betrof het spanningsveld tussen enerzijds de noodzaak tot bestrijding van terrorisme als prominent maatschappelijk risico en anderzijds de noodzaak tot eerbiediging van de mensenrechtelijke kernwaarden van onze samenleving.

De minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties, Pechtold, stelde op het congres dat de regering het spanningsveld tussen terrorismebestrijding en mensenrechten erkent. Uitgangspunt bij wetgeving is volgens de minister dat de vrijheid voorop staat; beperkingen dienen eng te worden geïnterpreteerd. De minister zei voorts in zijn voordracht: ‘Moeten we onze basiswaarden niet meer uitdragen en moeten we niet meer oog hebben voor de voedingsbodem van terrorisme?’ In dit verband stelde hij dat de grondrechten de kernwaarden zijn van de Europese Unie. Professor Van Boven, emeritus hoogleraar Internationaal Recht en voormalig speciaal rapporteur inzake martelingen van de Verenigde Naties, benadrukte dat ook in tijden van crisis de mensenrechten gerespecteerd moeten blijven. ‘De meeste rechten van de mens zijn aan specifieke beperkingsmogelijkheden gebonden. Dat behoort tot het werk van mensenrechtenjuristen. Dit proces van ‘balancing’ mag echter niet gebruikt worden waar het gaat om foltering en wrede en onmenselijke behandeling’, aldus Van Boven. Het lid van de Eerste Kamer Jurgens wees er in zijn voordracht op dat momenteel binnen de Raad van Europa een Europees verdrag over terrorismebestrijding wordt voorbereid. ‘Het bestrijden van terrorisme is een normale overheidstaak. Bij de uitoefening van die taak moeten de mensenrechten gerespecteerd worden’, zo stelde de senator. Het lid van de Tweede Kamer Van Fessem (CDA) benadrukte in zijn voordracht dat de bedreiging van de rechtsstaat nu van het terrorisme komt, niet van de overheid. ‘We moeten de democratie daartegen weerbaar maken’, zo stelde hij. Universitair docent mr. Loof van de Universiteit Leiden wees erop dat het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM) geen definitie van terrorisme kent. Voor anti-terrorisme maatregelen geldt onder het EVRM in beginsel hetzelfde afwegingskader als voor alle overheidsmaatregelen, zo benadrukte Loof. Wel laat het Europees Hof dan een ruime beoordelingsruimte aan de nationale autoriteiten. Ook professor Franken, advocaat en hoogleraar Strafrechtspraktijk aan de Universiteit Utrecht, benadrukte dat het EVRM minimumwaarborgen kent. Dat ontslaat juristen volgens hem niet van de plicht zelf na te denken over de wenselijkheid van voorgestelde maatregelen. ‘Laten we niet te veel vertrouwen op wetgeving, vooral als daarin onderscheiden worden opgenomen die niet te duiden zijn’. De voorzitter van het College Bescherming Persoonsgegevens, de heer Kohnstamm, betoogde dat het strafrecht een absoluut ondeugdelijk middel voor terrorismebestrijding is. De pleitbezorgers voor nieuwe bevoegdheden laten volgens hem stelselmatig na te bezien of we met de huidige bevoegdheden toe zouden kunnen. ‘Er zullen veel gegevens van onschuldige burgers worden verzameld, met het oogmerk een enkele terrorist te pakken. Niet alle gegevens zijn betrouwbaar en gelegde verbanden zijn dan ook hypothetisch’, aldus Kohnstamm. Professor Strijards, raadadviseur van het Parket-Generaal van het Openbaar Ministerie en bijzonder hoogleraar Internationaal Recht aan de Universiteit Groningen, stelde dat ‘de juridische antwoorden op terrorisme die wij nu leveren, geen antwoord zijn op de motieven die de terroristen hebben. Hun motief is namelijk destabilisatie.’ Dr Wiebes, universitair docent Politieke Wetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam betoogde dat terroristen hun les hebben geleerd en het gebruik van bepaalde communicatiemiddelen mijden. De inlichtingendiensten hebben volgens hem niet meer bevoegdheden nodig, wel meer analysecapaciteit. ‘Wat vooral nodig is, is sturing en richting geven door de politiek’, aldus Wiebes. De vertegenwoordiger van de Nederlandse regering in de Europese Commissie tegen Racisme en Intolerantie, mevrouw Sorgdrager, sprak over preventie van terrorisme door respect voor mensenrechten. ‘Jongeren die geen kansen hebben radicaliseren, waar ze vroeger een criminele loopbaan begonnen’, aldus mevrouw Sorgdrager. Bij het uitdragen van mensenrechten is volgens haar een belangrijke taak weggelegd in het onderwijs. ‘Bezuinigingen op onderwijs kunnen later in veelvoud op de justitiebegroting teruggevonden worden’, zo stelde zij in dit verband. Ook dr. Elian, universitair hoofddocent Encyclopedie van de Rechtswetenschap aan de Universiteit Leiden, benadrukte dat mensenrechten kunnen worden gebruikt in de strijd tegen het terrorisme. Dit geldt volgens hem niet alleen in Nederland, maar overal ter wereld. ‘Indien de islamitische landen democratiseren en de mensenrechten invoeren, zullen mensen als Mohammed B. ons niet meer lastig vallen’, aldus Elian. Professor Cliteur, hoogleraar Encyclopedie van de Rechtswetenschap aan de Leidse universiteit, betoogde dat het van belang is om vrij te kunnen discussiëren over godsdienst, net zoals over politieke opvattingen. Professor Cliteur: ‘Door het strafbaar stellen van het krenken van religieuze gevoelens, creëert men dat mensen zich sneller gekrenkt voelen in hun religieuze gevoelens’.

Het NJCM heeft ter afronding van het congres mensenrechtelijke uitgangspunten gepresenteerd die onder alle omstandigheden, ook in het geval van terrorismebestrijding, moeten worden gerespecteerd. Deze NJCM Uitgangspunten Terrorismebestrijding en Mensenrechten zijn bijgevoegd onderaan dit bericht (bijlage).

NJCM-uitgangspunten ‘Terrorismebestrijding met Mensenrechten’