Regering breidt maatregelen betreffende terrorismebestrijding verder uit

DEN HAAG. De maatregelen op het gebied van terrorismebestrijding worden uitgebreid. Dit hebben de minister Donner (Justitie) en Remkes (Binnenlandse Zaken) op 24 januari bekendgemaakt in de Tweede Kamer. De aangekondigde maatregelen betreffen onder meer een uitbreiding van de inlichtingen- en opsporingsdiensten, vergroting van de mogelijkheden tot preventief fouilleren, beroeps- en straatsverboden, en het strafbaar stellen van apologie.

In een, eveneens op 24 januari, gepubliceerde brief aan de Tweede Kamer geven de ministers Donner en Remkes een overzicht van de nieuwe anti-terrorismemaatregelen.

In de eerste plaats kondigen zij een wetsvoorstel aan dat de toepassingsmogelijkheden van bijzondere opsporingsbevoegdheden verruimt in verband met terrorismebestrijding. Onder dit wetsvoorstel wordt het mogelijk om al in geval van ‘aanwijzingen’ van een terroristisch misdrijf strafvorderlijke maatregelen te treffen. Daarnaast voorziet het wetsvoorstel in een verruiming van de mogelijkheden om personen te fouilleren buiten concrete verdenking van een strafbaar feit. In verband daarmee zullen ‘veiligheidsrisicogebieden’ worden aangewezen.

Ten tweede wordt een wetsvoorstel aangekondigd dat ertoe strekt apologie strafbaar te stellen. Onder apologie wordt verstaan: ‘het verheerlijken of goedpraten van ernstige misdrijven, toegespitst op terroristische misdrijven’. Voor de strafwaardigheid is voldoende dat een terroristisch misdrijf dat al gepleegd is, wordt verheerlijkt.

Ten derde worden de mogelijkheden tot het treffen van maatregelen ten aanzien van personen die aanzetten tot haat of geweld verruimd. Deze verruiming houdt in dat al bij de eerste veroordeling als bijkomende straf door de rechter een verbod kan worden opgelegd tot het verrichten van bepaalde beroepsmatige activiteiten. Daarbij moet blijkens de brief van de ministers Donner en Remkes worden gedacht aan activiteiten in de zin van geestelijke beïnvloeding (bijvoorbeeld onderwijs, godsdienstige bediening en jeugdzorg).

In de vierde plaats kondigen de ministers in hun brief aan dat ‘het bestuursrechtelijk instrumentarium met het oog op terrorismebestrijding zal worden aangevuld’. Ten aanzien van personen die op grond van contacten, activiteiten of andere aanwijzingen, die op zichzelf onvoldoende zijn of blijken voor strafrechtelijk optreden, maar die wel van dusdanige aard zijn dat maatregelen gerechtvaardigd zijn, zal een tweetal nieuwe maatregelen gelden. Het gaat daarbij om de verplichting voor betrokkenen om zich periodiek te melden op het politiebureau, dan wel een verbod zich te bevinden in de nabijheid van bepaalde personen of objecten. Bij de hier bedoelde contacten, activiteiten of andere aanwijzingen kan blijkens de brief van de ministers gedacht worden aan ‘een patroon of samenstel van gedragingen en activiteiten, zoals bezoeken van een buitenlands trainingskamp voor terroristen en het zich op verdachte wijze ophouden op bepaalde locaties’. Voorts zullen de materiële toetsingsgronden van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Bibob) worden verbreed, zodat deze wet ook met het oog op terrorismebestrijding kan worden ingezet.

BRONNEN