Soedan is direct verantwoordelijk voor mensenrechtenschendingen in regio Darfur

GENÈVE. Van 12 tot 30 maart 2007 vindt de vierde zitting van de VN-mensenrechtenraad (MRR) plaats te Genève.

Op 16 maart jongstleden werd het rapport van de onderzoeksmissie naar Darfur besproken in de MRR. De missie concludeert onomwonden dat Soedan direct betrokken is bij de aanhoudende schendingen van mensenrechten in de regio Darfur en dat zij haar verplichtingen uit internationale humanitaire verdragen en resoluties niet nakomt.

Hoofd van de onderzoeksmissie, Nobelprijswinnares Jody Williams, presenteerde het rapport waarin de missie tevens tot de conclusie komt dat de Soedanese regering samenwerking weigert met de internationale gemeenschap, waaronder de Verenigde Naties en de Afrikaanse Unie. Ondanks talrijke inspanningen van de internationale gemeenschap zijn door het conflict sinds 2003 meer dan 2,5 miljoen mensen op de vlucht geslagen en zijn zeker 200.000 dodelijke slachtoffers gevallen. De Soedanese regring werkt nauw samen met de Janjaweed militie om rebellen te bestrijden, maar burgers blijven het belangrijkste doelwit van de betrokken partijen. De effectieve bescherming van de slachtoffers van het conflict staat dan ook centraal in het rapport.

De missie concludeert derhalve dat de ‘responsibility to protect’ van de internationale gemeenschap evident en dringend is geworden. Zij roept op tot krachtiger optreden van de VN-Veiligheidsraad, sancties en strafrechtelijke vervolging. Zo dient de reeds voorgestelde vredesmacht van de Verenigde Naties en de Afrikaanse Unie gerealiseerd te worden en wordt de MRR opgeroepen om – in navolging van de Europese Unie – steun te verlenen aan het Internationale Strafhof in Den Haag, dat vorige maand een Soedanese onderminister heeft aangeklaagd wegens het rekruteren, bewapenen en financieren van de Janjaweed militie.

In haar weerwoord als betrokken partij trok Soedan de legitimiteit, onafhankelijkheid en onpartijdighheid van de missie in twijfel. De Soedanese regering weigerde de missie visa te verlenen, daar één van de leden van de missie zich vóór zijn benoeming negatief zou hebben uitgelaten over de situatie in het land en daarmee volgens de regering bevooroordeeld was. Nu de missie haar rapport heeft opgesteld vanaf de grens van Soedan met Tsjaad en vanuit Addis Abeba, overigens de zetel van de Afrikaanse Unie, meent de Soedanese regering dat de missie voorbijgegaan is aan haar doel, namelijk het beoordelen van de mensenrechtensituatie en de behoeften van het land in Soedan, niet van daarbuiten. Deze discussie verdeelde de leden van de MRR tussen verwerping van de legitimiteit van het rapport en steunbetuiging. Nederland, als lid van de MRR, stelde zich achter de Europese Unie in haar mening dat de status van het rapport boven elke twijfel staat, aangezien het grotendeels berust op betrouwbare Afrikaanse bronnen. Ook pleitte Nederland voor verbetering van de implementatie van bestaande resoluties en effectieve follow-up van het rapport door de MRR omwille van de bevolking van Darfur.

De meeste sprekers werden het er wel over eens dat de MRR een positieve bijdrage dient te leveren in de kwestie Darfur, waardoor ook andere inspanningen om de vrede te bewerkstelligen in de regio effectiever zullen worden. Tot harde conclusies is de MRR echter niet gekomen.

Op 12 maart, de openingsdag van de zitting, heeft onder meer Minister Verhagen van Buitenlandse Zaken de MRR toegesproken. De Minister zei in zijn rede dat zwijgen over en inactiviteit in de kwestie Darfur onbegrijpelijk en onvergefelijk zou zijn.

Minister Verhagen pleitte tevens voor een daadkrachtige MRR met een stevig fundament, waarin regeringen moedig moeten optreden om de mensenrechten te waarborgen. Hij vervolgde dat respect voor de mensenrechten, thuis en in het buitenland, leidt tot veiligheid en economische en sociale vooruitgang, tevens hoofddoelstellingen van de Verenigde Naties.

‘…“Every step towards the goal of justice requires sacrifice, suffering, and struggle; the tireless exertions and passionate concern of dedicated individuals.” In these words, Martin Luther King Jr. spoke of the need for moral courage in defending human rights for all. For without the moral courage to sacrifice, suffer and struggle, it is impossible to change the world for the better. (…) As governments, we too need to be morally courageous. This means we should not be timid in addressing human rights violations in any part of the world, including our own countries.’

Om de zwakheden van de Mensenrechtencommissie – selectiviteit, politisering en samenstelling – niet te herhalen en om daadkrachtig op te kunnen treden, pleit Verhagen namens Nederland voor invoering van universele periodieke onderzoeken.

‘Het moet een procedure worden die voor ieder land hetzelfde is, waar NGO’s en onafhankelijke experts een bijdrage aan kunnen leveren en die een concrete uitkomst oplevert. De nadruk moet liggen op de implementatie van mensenrechtenverplichtingen op nationaal gebied, waarbij optimaal gebruik moet worden gemaakt van het werk van bijvoorbeeld de VN-verdragscomité’s en de speciaal rapporteurs.’

Hiertoe dient de onenigheid die over dit punt bestaat in de MRR, waar een grote groep landen dergelijke onderzoeken als bedreigend ervaart, te worden opgelost.

‘…Privilege entails responsibilities. Suspension of those members that do commit gross and systematic violations of human rights should not be an empty threat.’

De Minister waarschuwt tevens voor onevenredige aandacht voor specifieke gebieden, zoals het Midden-Oosten.

‘The Netherlands believes that human rights are universal and that no country should be exempt from scrutiny of its human rights record… If agenda items were to be put on or kept off the agenda merely for political gain, the Council would soon lose its legitimacy.’

Verder stelt de Minister dat het huidige systeem van onafhankelijke speciale rapporteurs zoveel mogelijk dient te worden behouden, terwijl een actieve bijdrage van NGO’s, die net als de rapporteurs worden beschouwd als een belangrijke bron van onafhankelijke informatie, moet worden gesteund. De institutionele onderhandelingen zullen naar verwachting tegen de zomer in een eindfase terecht komen.

De Minister zetten de Nederlandse visie kracht bij door aan te kondigen dat Nederland zich kandidaat stelt voor een volgende termijn in de MRR, van 2007 tot 2010. Het huidige mandaat, dat vorig jaar na oprichting van de MRR inging, loopt dit jaar af.

BRONNEN