Uitspraak van Rechtbank Den Haag over verhoging leges bij aanvragen verblijfsvergunningen

DEN HAAG. De Haagse rechtbank heeft op 16 februari een uitspraak gedaan in de rechtszaak die 25 organisaties hadden aangespannen tegen de Nederlandse Staat in verband met de verhoging van leges voor de behandeling van aanvragen van verblijfsvergunningen voor vreemdelingen. Deze kunnen oplopen tot €890.

Volgens de rechtbank kon niet gesteld worden dat de leges zo hoog zijn dat er in feite sprake is van onrechtmatige belastingheffing. De rechtbank overwoog ook dat er geen strijd was met internationale discriminatieverboden of Europese migratieregelgeving. De rechtbank oordeelde verder dat de legesbedragen niet zodanig hoog waren dat bij voorbaat vaststaat dat de meerderheid van de aanvragers deze verhogingen niet zouden kunnen betalen. Daardoor was er volgens de rechtbank in zijn algemeenheid geen sprake van strijdigheid met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), waarin het recht op een gezinsleven is vastgelegd. Wel overwoog de rechtbank dat niet uitgesloten is dat in individuele zaken de hoge legesbedragen een ontoelaatbare inbreuk vormen op het recht op gezinsleven.

Voor een bepaalde groep vreemdelingen bepaalde de rechtbank dat de twee verhogingen van de leges in 2002 onrechtmatig zijn. Het gaat hierbij om vreemdelingen met de Turkse nationaliteit die verblijfsrecht ontlenen aan de Associatieovereenkomst EEG/Turkije en het zogenoemde Besluit 1/80 waarin is bepaald dat aan Turkse werknemers geen nieuwe beperkingen mogen worden opgelegd.

Omdat het merendeel van de stellingen van eisers zijn verworpen, zullen de 25 organisaties naar verwachting tegen de uitspraak in beroep gaan. Van deze organisaties waren overigens 22 niet-ontvankelijk verklaard.

BRONNEN