NJCM: Alleen de Eerste Kamer kan de privacy nog redden

Op 4 juli 2017 behandelt de Eerste Kamer een wetsvoorstel tot wijziging van artikel 13 van de Grondwet, het zogenoemde briefgeheim.

Dit voorstel breidt de bescherming van het briefgeheim uit met moderne vormen van communicatie, zoals email en chats. Toch is de voorgestelde modernisering eerder een stap terug dan vooruit in de tijd, vindt het Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten (NJCM).Met het voorstel wordt het grondrecht van het briefgeheim namelijk vergaand beperkt: zo kan de overheid, in het belang van de nationale veiligheid en vrijwel zonder verdere inmenging, brieven, emails en chats van burgers lezen. Hierin schuilt volgens het NJCM een groot gevaar voor de bescherming van de privacy van burgers.

Grondrechten zijn bedoeld om iedereen te beschermen tegen (vergaande) bemoeienis van of ingrijpen door de overheid. Met dit wetsvoorstel wil de overheid nu juist toestaan dat alleen zij in bepaalde gevallen kan toetsen of het briefgeheim ingeperkt kan worden, en niet een onafhankelijke rechter. Van de bescherming van het briefgeheim blijft hierdoor feitelijk weinig over: een grondrecht dat door de overheid of inlichtingendinsten buiten toepassing kan worden verklaard, is niet langer een grondrecht.

Bij de stemming over dit voorstel in de Tweede Kamer afgelopen april sprak het NJCM haar steun uit voor het amendement Van Raak. Was dit amendement aangenomen door het parlement dan zou alleen een rechter het briefgeheim kunnen beperken. Dit was in lijn geweest met de reactie van het NJCM op het conceptwetsvoorstel dat in 2012 ter consultatie voor lag: beperking van een grondrecht moet slechts in uitzonderlijke gevallen mogelijk zijn en alleen met toetsing vooraf door een onafhankelijke rechter. Het amendement Van Raak is bij de stemming in de Tweede Kamer echter verworpen.

In de Eerste Kamer is geen ruimte voor dergelijke aanpassingen. Het NJCM spreekt dan ook de hoop uit dat de Eerste Kamer deze vergaande beperking van het grondrecht op de bescherming van privacy heroverweegt en het wetsvoorstel terugstuurt. Op deze manier kan de wetgever het voorstel alsnog aanpassen, en wel door de inperking van communicatiegrondrechten van burgers alleen met toetsing vooraf door een onafhankelijke rechter toe te staan. Alleen op deze manier blijft onze privacy een grondrecht.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Olivier Oosterbaan van het NJCM (020-3080633).