Op 21 april 2016 publiceerde het VN-Mensenrechtencomité een oordeel in de zaak van Azimzhan Askarov, een Kirgizische journalist die werd opgepakt voor zijn (mensenrechten)werk en sindsdien vastzit. Het Comité concludeerde schending van artikelen 7, 9, 10 en 14(3) (e) en (b) van het Internationaal Verdrag voor Burgerlijke en Politieke Rechten (IVBPR). De klacht was mede onderbouwd met een rapport van een trial-monitoring mission van de International Commission of Jurists (ICJ), de moederorganisatie van het NJCM.
Askarov, de directeur van mensenrechtenorganisatie Air, werd gearresteerd na het ernstige etnische geweld in het zuiden van Kirgizië in juni 2010. Hij werd beschuldigd van medeplichtigheid aan de moord op een politieman en aan opruiing. Askarov heeft altijd ontkend zelfs maar in de buurt te zijn geweest. Hij werd veroordeeld tot levenslang. Dit werd bevestigd in hoger beroep en door het Hooggerechtshof van Kirgizië.
Het VN-Comité stelde in zijn oordeel van 21 april 2016 vast dat Kirgizië de volgende in het IVBPR verankerde mensenrechten van Askarov heeft geschonden in relatie tot zijn arrestatie, gevangenhouding en berechting: het verbod van foltering (artikel 7), het recht op vrijheid en veiligheid (artikel 9), het recht op menselijke behandeling in detentie (artikel 10) en het recht op een eerlijk proces (artikel 14).
De delegatie van de Europese Unie bij de Republiek Kirgizië heeft op 25 april een verklaring gepubliceerd, waarin het aangeeft te verwachten dat Kirgizië het oordeel van het VN-Comité volledig zal uitvoeren.
Bronnen
Oordeel VN-Mensenrechtencomité in de zaak Azimzhan Askarov, zaaknr. 2231/2012, 21 april 2016.