AIV: meer aandacht nodig voor mensenrechten in Caribische delen Koninkrijk

Binnen het Koninkrijk der Nederlanden dreigt een tweedeling in mensenrechten te ontstaan. Dat stelt de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) in een op 10 juli 2018 gepubliceerd rapport ‘Fundamentele rechten in het Koninkrijk: eenheid in bescherming’.

Mensenrechtenverdragen die door het Koninkrijk zijn ondertekend, zijn vaak alleen in Nederland van kracht. Staatsburgers in het Caribische deel van het Koninkrijk hebben daardoor minder rechten dan hun Europese medeburgers. De regering in Den Haag moet beter samenwerken met de andere landen van het Koninkrijk – Aruba, Curaçao en Sint Maarten –  bij de uitvoering van internationale mensenrechtenverplichtingen. Dit is de kern van het AIV-rapport dat op 10 juli door Ernst Hirsch Ballin is aangeboden aan de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Raymond Knops.

Mensenrechtenverdragen die door het Koninkrijk zijn ondertekend horen in alle landen en gebiedsdelen van het Koninkrijk van kracht te zijn. In de praktijk wordt echter voor Aruba, Curaçao, Sint Maarten en de BES-eilanden (bijzondere gemeenten Bonaire, Sint Eustatius en Saba) een uitzondering gemaakt. ‘Zij moeten vaak eerst nog wetten en regels opstellen om de afspraken in een verdrag uit te kunnen voeren’, zegt Hirsch Ballin in een persverklaring.

‘Dikwijls ontbreekt het aan menskracht, maar ook aan aandacht voor het belang van gelding in het hele Koninkrijk – ook bij de Nederlandse overheid. Medegelding van een verdrag wordt vervolgens op de lange baan geschoven.’

De AIV constateert in zijn rapport dat zeker zes belangrijke mensenrechtenverdragen alleen in Europees Nederland gelden en niet in Aruba, Curaçao, Sint Maarten en de BES-gemeenten. Hieronder zijn het VN-Gehandicaptenverdrag, het Europese Verdrag voor het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld, en aanvullende afspraken bij het Kinderrechtenverdrag om de verkoop van kinderen, kinderprostitutie en kinderpornografie tegen te gaan.

Ook internationaal is er kritiek op deze tweedeling in mensenrechten. Tijdens de laatste Universal Periodic Review van het Koninkrijk voor de VN-Mensenrechtenraad in mei 2017, werd erop aangedrongen dat de mensenrechtenverschillen tussen Nederland en het Caribisch deel van het Koninkrijk worden opgeheven.

De vier landen van het Koninkrijk zijn elk zelf verantwoordelijk voor het opstellen van wetten die nodig zijn voor de uitvoering van een verdrag. ‘Maar Aruba, Curaçao, Sint Maarten hebben maar een klein ambtelijk apparaat. Is het dan redelijk te verwachten dat zij dat helemaal zelf doen?’, vraagt Hirsch Ballin. ‘Van Nederland, met al zijn kundige ambtenaren en kennis van wetgeving, mag een grotere inspanning verwacht worden om de Caribische landen van het Koninkrijk terzijde te staan’. De AIV adviseert daarom dat na ondertekening van een verdrag altijd voor ieder Koninkrijksland een plan van aanpak wordt opgesteld. Nederland moet hierbij het voortouw nemen, ‘uiteraard in goede samenwerking en op basis van gelijkwaardigheid’, aldus Hirsch Ballin.

Bronnen

Persbericht Adviesraad Internationale Vraagstukken, 10 juli 2018.

AIV, ‘Fundamentele rechten in het Koninkrijk: eenheid in bescherming. Theorie en Praktijk van territoriale beperkingen bij de ratificatie van mensenrechtenverdragen’, No. 107, Den Haag, juni 2018.