Ambtsbericht AIVD voldoende voor uitzetting ongewenste vreemdeling

DEN HAAG. De minister voor Vreemdelingenzaken hoeft informatie van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) niet meer te toetsen voordat een vreemdeling ongewenst kan worden verklaard. Dat blijkt uit een uitspraak van 12 juli van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in verband met de zaak van B., lid van de Hofstadgroep en op 10 maart dit jaar veroordeeld wegens lidmaatschap van een terroristische organisatie.

Volgens de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State mag de minister voor Vreemdelingenzaken zonder meer afgaan op adviezen van de AIVD, zonder dat de dienst inzage geeft in de bronnen die de grondslag vormen voor het ambtsbericht. Van de Raad hoeft de minister geen eigen onderzoek in te stellen naar de betrouwbaarheid van de AIVD-informatie. De inlichtingendienst is, zo oordeelt de Raad van State, de bevoegde instantie om te onderzoeken of iemand een gevaar vormt voor de nationale veiligheid.

Hiermee gaat de Raad van State in tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. Deze oordeelde in februari 2006 dat de minister niet zonder meer mag afgaan op een ambtsbericht van de veiligheidsdienst. De rechtbank wees op de ‘vergewisplicht’ van de minister. Minister Verdonk moest onderzoeken of het ambtsbericht op een ‘onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze informatie verschaft’ voordat zij besluit of B. staatsgevaarlijk is. In geval van een ander veroordeeld lid van de Hofstadgroep oordeelde de rechtbank afgelopen maand gelijkluidend. Ook deze zaak is voorgelegd aan de Raad van State.

Anders dan de rechtbank meent de Raad dat het ambtsbericht van de AIVD op ‘inzichtelijke wijze’ duidelijk maakt welke feiten en omstandigheden de veiligheidsdienst hebben geleid tot de conclusie dat B. gevaar oplevert. De conclusie van de AIVD is niet onbegrijpelijk zonder nadere toelichting, aldus de Raad. ‘Vermelding van de aan het ambtsbericht ten grondslag liggende bron dan wel bronnen, mocht achterwege blijven vanwege de vertrouwelijkheid ervan.’

BRONNEN