Concept-wetsvoorstel betreffende het bewaren van verkeersgegevens bij e-mail en telefonie

DEN HAAG. De ministeries van Economische Zaken en Justitie bereiden een wetsvoorstel inzake een bewaarplicht voor verkeersgegevens bij telefonie en emailverkeer voor. Het voorstel strekt ertoe telecom- en internetproviders te verplichten gegevens over het email- en telefoonverkeer van hun klanten gedurende anderhalf jaar te bewaren.

Het wetsvoorstel dat nu wordt voorbereid vormt de implementatie van Richtlijn nr. 2006/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006, betreffende de bewaring van gegevens die zijn gegenereerd of verwerkt in verband met het aanbieden van openbaar beschikbare elektronische communicatiediensten of van openbare communicatienetwerken en tot wijziging van Richtlijn nr. 2002/58/EG (Richtlijn dataretentie). Deze EG Richtlijn geeft regels betreffende de plicht voor internet- en telecomproviders om zogeheten ‘verkeersgegevens’ bij e-mail en telefonie te bewaren: gegevens over de communicatie, zoals gegevens over de datum, het tijdstip of de duur van de communicatie, de identificatie van de gebruiker van de communicatieapparatuur en de locatie van mobiele communicatieapparatuur. De EG Richtlijn bevat verder bepalingen over de te bewaren gegevens, de bewaartermijnen, de bescherming en beveiliging van de bewaarde gegevens evenals het toezicht daarop, de rechtsbescherming en sancties.

In de EG Richtlijn, die op 3 mei 2006 in werking is getreden, zijn de EU-lidstaten een bewaarplicht voor verkeersgegevens overeengekomen van minimaal zes maanden en ten hoogste twee jaar. In het Nederlandse concept-wetsvoorstel ter implementatie van de Richtlijn is nu gekozen voor een bewaarplicht voor achttien maanden.

Tijdens de totstandkoming van de EG Richtlijn in 2005 is in de nationale parlementen van de EU lidstaten, waaronder Nederland, en ook in het Europees Parlement langdurig gedebatteerd over de privacyaspecten van deze Richtlijn en in het bijzonder over de vraag of de Richtlijn in overeenstemming was met artikel 8 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer). Een tweede discussiepunt betrof de financiële lasten voor de telecom- en internetproviders die uit de Richtlijn voorvloeien.

Na ontvangst van het advies van de Raad van State zal het kabinet het wetsvoorstel met het advies van de Raad en zijn reactie daarop aan de Tweede Kamer zenden.

BRONNEN