EHRM 28 oktober 2003, Baars tegen Nederland (schending art. 6 lid 2)

In een strafzaak waarin het OM niet-ontvankelijk was verklaard wegens overschrijding van de redelijke termijn wijst het Hof Den Bosch een verzoek om schadevergoeding ex art. 89 en 591a Sv af met als motivering dat, mede gelet op de afloop van een strafzaak tegen een medeverdachte die voor het medeplegen van exact dezelfde feiten als Baars wel definitief was afgestraft, verdachte bij wel tijdige behandeling van zijn zaak in hoger beroep hoogstwaarschijnlijk zou zijn veroordeeld. Het EHRM is unaniem van oordeel dat een dergelijke motivering in strijd is met de onschuldspresumptie van art. 6 lid 2 EVRM. Hier was niet langer sprake van het slechts aangeven dat er sprake was van ernstige verdenkingen. De door Baars gevorderde schadevergoeding wordt geheel afgewezen. Van de kosten voor rechtsbijstand wordt slechts een gedeelte toegewezen.

BRONNEN

Uitspraak EHRM 28 oktober 2003, Baars t. Nederland