EHRM 6 januari 2005, Hoogendijk tegen Nederland

In deze ontvankelijkheidsbeslissing over de toepassing van de AAW oordeelde het Hof dat er geen sprake was van indirecte ongelijke behandeling naar geslacht ex art. 14 en het eigendomsrecht ex art. 1 van Protocol 1. De staat voerde volgens het Hof een objectieve rechtvaardiging aan voor het onderscheid. Interessant in deze ontvankelijkheidsbeslissing is dat het Hof voor het eerst het bestaan van het concept ‘indirect onderscheid’ aanvaardt.

Bron

Uitspraak EHRM 6 januari 2005, Hoogendijk t. Nederland