EU-Kaderbesluit betreffende de bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat

BRUSSEL. De ministers van Justitie van de Europese Unie hebben op 20 april overeenstemming bereikt over een Kaderbesluit betreffende de bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat.

Daarin is bepaald dat het aanzetten tot haat of geweld uit racistische of xenofobe motieven in alle EU-landen strafbaar wordt gesteld. Hierbij valt te denken aan het in een openbare vergadering oproepen tot aanvallen van personen met een bepaalde huidskleur of tot het vernielen van winkels van personen van een bepaalde etnische groep.

Daarnaast zijn de ministers overeengekomen dat het uit racistische of xenofobe motieven publiek vergoelijken van genocide, misdaden tegen de menselijkheid, en oorlogsmisdrijven, zoals gedefinieerd in het Statuut van het Internationaal Strafhof in alle EU-landen strafbaar wordt gesteld. Ook zal strafbaar worden gesteld het publiekelijk ontkennen of bagatelliseren van de in het Statuut van het Internationale Militaire Tribunaal bij het Verdrag van Londen van 8 april 1945 (Neurenberg Tribunaal, daarom beter bekend als het Handvest van Neurenberg) omschreven delicten. Het Kaderbesluit geeft niet aan of specifieke historische gebeurtenissen moeten worden aangemerkt als genocide, misdaden tegen de menselijkheid of oorlogsmisdaden. Of een bepaalde gebeurtenis valt binnen de definities van het Handvest van Neurenberg dient van geval tot geval te worden bepaald door het gerecht dat rechtsmacht heeft in die zaak.

De bepalingen van het Kaderbesluit gelden niet rechtstreeks in de nationale rechtsorde. De lidstaten dienen ze om te zetten naar nationaal recht, voor zover zij niet al nationaalrechtelijke bepalingen hebben die de genoemde gedragingen strafbaar stellen. Nederland kent al strafbepalingen betreffende het aanzetten tot haat en geweld op grond van racistische motieven (artikel 137c en verder Wetboek van Strafrecht). Op grond van diezelfde strafbepalingen zijn personen veroordeeld die de Holocaust hebben ontkend.

BRONNEN