Europees Parlement geeft kritiek en doet aanbevelingen in jaarverslag over mensenrechten 2006

STRAATSBURG. Het Europees Parlement heeft op 26 april jl. haar jaarverslag inzake de mensenrechten 2006 vastgesteld. Hierin uit het Parlement ernstige kritiek op onder andere de mensenrechtensituatie in Rusland, Iran, Sudan en China. Het Parlement is ook kritisch over de mensenrechtenactiviteiten van de EU-instellingen en doet aanbevelingen om die te verbeteren.

In het jaarverslag inzake de mensenrechten heeft het Europees Parlement de mensenrechtenactiviteiten van de Commissie en de Raad onderzocht en geëvalueerd. Ook heeft het Parlement de eigen rol op dit gebied beoordeeld. Naast een analyse van het EU-beleid op het gebied van mensenrechten bevat het jaarverslag ook kritiek en beleidsaanbevelingen. In het onderstaande volgt een samenvatting van het jaarverslag.

Het Parlement is ingenomen met de inwerkingtreding op 22 juni 2006 van het Facultatieve protocol bij het Verdrag tegen foltering (OPCAT), maar stelt vast dat tot nu toe slechts 19 EU-lidstaten het Protocol hebben ondertekend en slechts 9 lidstaten het hebben geratificeerd. Het Parlement roept alle EU-lidstaten die het verdrag nog niet hebben geratificeerd – waaronder Nederland – op dit in het komende jaar te doen.

Het Parlement is kritisch over de mensenrechtensituatie in Rusland. Het ondersteunt het streven van de Raad om een echt en open dialoog inzake mensenrechten met Rusland te ontwikkelen, maar betreurt dat de EU er slechts ten dele in is geslaagd politieke veranderingen te bewerkstelligen. Dit komt voornamelijk doordat zij netelige onderwerpen aan de orde heeft gesteld, zoals de situatie in Tsjetsjenië, de wijze waarop mensenrechtenactivisten worden behandeld en de vrijheid van meningsuiting. Ook is het Parlement verontrust over het feit dat Russische wetgeving de activiteiten van NGO’s aan banden legt. Het wijst op de dreiging die veel journalisten en mensenrechtenactivisten ondervinden. Het Parlement is “verbijsterd” over de koelbloedige moord op Anna Politkovskaja en verwacht dat Rusland in de toekomst betere maatregelen zal nemen om de vrijheid van meningsuiting en de veiligheid van journalisten en mensenrechtenactivisten te waarborgen.

Het Parlement maakt zich ook ernstig zorgen over de verslechtering van de mensenrechtensituatie in Iran en wijst daarbij vooral op de toegenomen onderdrukking van mensenrechtenactivisten. Het Parlement dringt er bij de Raad op aan om in alle contacten met de Iraanse regering haar zorgen te uiten over de mensenrechtensituatie in het land en haar inspanningen te richten op de bescherming van mensenrechtenactivisten en vooral vrouwen, en om de Iraanse regering er toe over te halen per direct een moratorium in te stellen op executies, als eerste stap in de richting van afschaffing.

Ten aanzien van Sudan stelt het Parlement vast dat het conflict in de provincie Darfur een bedreiging vormt voor de internationale vrede en veiligheid. Het Parlement betreurt dat de EU niet meer unilaterale actie heeft ondernomen om de regering van Soedan over te halen tot het aanvaarden van een internationale vredesmacht en dringt er bij de EU op aan om een bijdrage te leveren aan een internationale vredesmacht en het afdwingen van de no-fly zone boven Darfur. De Raad moet volgens het Parlement een plan goedkeuren van specifieke, gerichte sancties die het regime in Khartoem worden opgelegd indien het niet aan de eisen van de internationale gemeenschap voldoet. Het Parlement roept de lidstaten, de Raad en de Commissie op om hun verantwoordelijkheid op zich te nemen en de bevolking van Darfur effectief te beschermen tegen een humanitaire ramp.

Met betrekking tot China schrijft het parlement dat de mensenrechtenreputatie van dit land nog steeds zorgwekkend is en meer aandacht moet krijgen in de aanloop naar de Olympische Spelen in Peking. Het Parlement steunt de Commissie en de Raad in het zoeken naar mogelijkheden om de dialoog tussen de EU en China met betrekking tot de mensenrechten te verbeteren, maar verzoekt tegelijkertijd de kwestie Tibet ter tafel te brengen. Ook moeten de handelsrelaties met China afhankelijk worden gesteld van hervormingen op mensenrechtengebied.

Ten aanzien van de betrekkingen met de Verenigde Staten verwijst het parlement in haar jaarverslag naar de eerder door hem aangenomen resoluties die oproepen tot het sluiten van Guantánamo Bay. Het Parlement is bezorgd dat het enkele bestaan van het detentiecentrum van Guantánamo Bay een negatief signaal blijft uitzenden over de wijze waarop de strijd tegen het terrorisme wordt aangepakt en roept de Raad en de Commissie op er bij de regering van de VS op aan te dringen naar een passende methode te zoeken om gedetineerden aan te klagen of vrij te laten in overeenstemming met het internationaal recht.

Het Parlement analyseert in haar jaarverslag ook de activiteiten van de EU-instellingen op het gebied van mensenrechten en is daarover vrij kritisch. De leden betreuren dat de Raad en EU-Voorzitterschappen er niet in zijn geslaagd hun verplichtingen na te komen om het Parlement volledig op de hoogte te houden van de belangrijkste aspecten en fundamentele keuzes op het gebied van het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid met betrekking tot de werkzaamheden van zijn Tijdelijke Commissie verondersteld gebruik door de CIA van Europese landen voor het vervoer en illegaal vasthouden van gevangenen. Daarnaast vraagt het Parlement aan de Raad om uit te leggen hoe Wit-Rusland gekozen kon worden in de Raad van Bestuur van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) in juni 2005, terwijl vier grote EU-landen permanent lid zijn van die Raad van Bestuur en de Raad voornemens was te protesteren tegen het lidmaatschap van Wit-Rusland.

Het Parlement sluit zijn rapport af met een reeks van aanbevelingen aan de Raad en de Commissie. Beide instituties moeten volgens het Parlement de situatie van mensenrechtenactivisten systematisch ter sprake te brengen tijdens alle politieke dialogen. EU-missies moeten op een meer proactieve wijze een handreiking doen naar de lokale mensenrechtenactivisten en moeten hoge prioriteit geven aan het plan om visums uit te vaardigen aan mensenrechtenactivisten die in groot gevaar verkeren, zoals wordt aanbevolen door de Raad.

Ook doet het Parlement een aantal aanbevelingen ter bevordering van de mensenrechten op specifieke terreinen. Zo roept het de Raad, de Commissie en de lidstaten op om op internationaal niveau alle nodige initiatieven te ontplooien om een einde te maken aan vervolging op grond van seksuele geaardheid. Ook verzoekt het de Raad om opnieuw de procedure te bekijken voor het creëren van lijsten van terroristische groeperingen en na te denken over een duidelijke methode voor het verwijderen van dergelijke groeperingen van die lijst. Tevens roept het de Raad en de Commissie op zich ervoor in te zetten dat de lidstaten het voorbeeld van het in België en Oostenrijk ingevoerde verbod op clusterbommen volgen. Ten slotte dringt het Parlement er bij de voorzitterschappen op aan de afschaffing van de doodstraf te blijven stimuleren door prioriteit te verlenen aan een specifiek aantal landen waar vooruitzicht is op een positieve verandering in beleid. Ook verzoekt het Parlement toekomstige voorzitterschappen om in de jaarverslagen van de EU verslag uit te brengen over de wijze waarop de Raad en de Commissie rekening hebben gehouden met de resoluties van het Parlement, met inbegrip van spoedresoluties over schendingen van de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat.

BRONNEN