Mensenrechtenstrategie van minister Verhagen door Tweede Kamer ‘vaag’ bevonden

DEN HAAG. ‘Mensenrechten, voor iedereen, altijd en overal’, aldus minister Verhagen van Buitenlandse Zaken tijdens de presentatie van zijn mensenrechtenstrategie op 6 november jongstleden: ‘Naar een menswaardig bestaan. Een mensenrechtenstrategie voor het buitenlands beleid’. Ondanks welgeteld 98 nobele beloftes en hulp vanuit onverwachte hoek, heeft de mensenrechtenstrategie van Verhagen enige kritiek geoogst, vooral in de Tweede Kamer waar de notitie onder meer ‘vaag’ is genoemd. De Kamer vraagt Verhagen dan ook om een concreet plan van aanpak op te stellen.

Net als bijna zestig jaar geleden bij de oprichting van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens wordt ook in de mensenrechtenstrategie van 2007 de universaliteit van mensenrechten als uitgangspunt genomen en gekoppeld aan voorwaarden voor vrede en veiligheid; in de wereld, in Europa en daarmee in Nederland. Daarmee zegt de minister niets nieuws, maar wel iets noodzakelijks en urgents, zoals de beelden op het nieuws en de berichtgeving in kranten en op het internet ons dagelijks doen getuigen. De minister wil met zijn mensenrechtenstrategie het mensenrechtenbeleid dan ook intensiveren op zes onderwerpen: doodstraf, marteling, religie, vrouwen, kinderen, homoseksuelen, en vrede en veiligheid. Daarnaast ziet de minister voor Nederland een voortrekkersrol binnen de EU om het mensenrechtenbeleid te versterken en stelt hij een Mensenrechtenfonds in waaruit mensenrechtenprojecten in andere landen kunnen worden ondersteund. Ook wil de minister jaarlijks een mensenrechtenactivist onderscheiden met de zogenaamde Mensenrechten Tulp.

Wellicht de meest opmerkelijke ontwikkeling in de nieuwe mensenrechtenstrategie is het feit dat in het schrijfproces het Breed Mensenrechten Overleg (BMO, een samenwerkingsverband van tien mensenrechtenorganisaties waaronder het NJCM) meerdere malen is geconsulteerd door de opstellers. Hoewel het BMO geen stukken ter inzage kreeg, maar aan de hand van de inhoudsopgave kon adviseren over de gewenste inhoud, heeft het ministerie zich hier buitengewoon open opgesteld tegenover het maatschappelijk middenveld.

Desalniettemin is op de plannen van de minister ook door mensenrechtenorganisaties niet uitsluitend positief gereageerd gereageerd. Naast enkele inhoudelijke kanttekeningen, missen zij vooral monitoring mechanismen en rapportagemomenten waarmee de effectiviteit van het nieuwe beleid kan worden geëvalueerd en de minister ter verantwoording kan worden geroepen. Justitia et Pax, voorzitter van het BMO: ‘Alleen als Nederland consequent optreedt in de lijn van deze mensenrechtenstrategie, niet alleen in het buitenland, maar ook in het Europees en binnenlands beleid, zal de strategie geloofwaardig zijn.’

BRONNEN