Rapport Human Rights Watch: Nederlandse inburgeringstoets heeft discriminerend effect

NEW YORK. Human Rights Watch heeft op 15 mei jl. een rapport gepubliceerd over de Nederlandse inburgeringstoets in het land van herkomst. In het rapport wordt deze toets geanalyseerd in het licht van internationale verdragsbepalingen op het gebied van de rechten van de mens. HRW concludeert dat de inburgeringstoets een discriminerend effect heeft ten aanzien van personen uit niet-westerse landen, in het bijzonder Turkije en Marokko.

Sinds 15 maart 2006 moeten migranten voorafgaand aan hun binnenkomst in Nederland een inburgeringstoets afleggen. De toets heeft betrekking op kennis van de Nederlandse taal en kennis van basis-concepten van de Nederlandse samenleving. De toets wordt afgelegd op een computer in een Nederlandse ambassade of consulaat in het land van herkomst van de migrant. De verplichting tot het afleggen van deze inburgeringstoets geldt niet voor migranten uit EU-landen, de landen van de EEA (European Economic Area), Zwitserland, Australië, Canada, Japan, Nieuw-Zeeland, Zuid-Korea en de Verenigde Staten.

Human Rights Watch concludeert in haar rapport dat de impact van deze inburgeringstoets, in samenhang met de financiële eisen die gelden voor alle migranten, het grootst is bij diegenen die in aanmerking willen komen voor gezinshereniging afkomstig uit twee van de drie grootste ‘niet-westerse’ migrantengemeenschappen in Nederland, de Marrokanen en Turken. Er is volgens HRW sprake van een aanzienlijke vermindering van het aantal aanvragen om gezinshereniging en gezinsvorming sinds de invoering van de toets, en in het bijzonder van aanvragen uit Turkije en Marokko.

HRW stelt dat het legitieme doel van het beter integreren van alle migranten niet kan worden bereikt door een inburgeringstoets in het land van herkomst, die slechts voor een deel van de migranten verplicht is en waarvan andere migranten zijn vrijgesteld uitsluitend vanwege hun nationaliteit. Er zijn volgens de mensenrechtenorganisatie onvoldoende argumenten naar voren gebracht ter onderbouwing van het onderscheid tussen de twee categorieën van migranten.

Het belangrijkste door de Nederlandse regering aangevoerde argument is dat de uitgezonderde landen vergelijkbaar met Nederland zijn in hun sociaal-economische en politieke ontwikkeling. HRW acht dit argument niet overtuigend. ‘No strong evidence has been given to show that the level of a country’s development is a reliable indicator of the capacity or willingness of a potential immigrant to integrate’, aldus HRW directeur Holly Cartner bij de presentatie van het rapport.

De mensenrechtenorganisatie roept de Nederlandse regering op om de inburgeringstoets in het land van herkomst af te schaffen.

BRONNEN