Rapport over impact van anti-terrorismemaatregelen op persvrijheid in Europa

AMSTERDAM. Op 17 november jl. heeft de Raad van Europa een rapport gepubliceerd over de impact van anti-terrorismemaatregelen op de persvrijheid in Europa. In het rapport wordt geconcludeerd dat de vrijheid van drukpers in verschillende Europese landen onder druk staat ten gevolge van de inwerkingtreding van nieuwe anti-terrorismemaatregelen.

Het rapport, getiteld ‘Speaking of terror – a Survey of the effects of counter-terrorism legislation on freedom of the media in Europa’, werd gepresenteerd tijdens een tweedaagse conferentie in Amsterdam, georganiseerd door de Raad van Europa en het Instituut voor Informatierecht (IVIR) van de Universiteit van Amsterdam. Het rapport geeft een overzicht van de ontwikkelingen op het gebied van anti-terrorismewetgeving in de lidstaten van de Raad van Europa sinds 2001 en de invloed daarvan op de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid.

David Banisar, de auteur van het rapport en directeur van het Freedom of Information Project van de Britse NGO Privacy International, concludeert op basis van de onderzoeksresultaten dat “freedom of expression has been especially challenged by the adoption of new laws on prohibiting speech that is considered “extremist” or supporting terrorism. These new laws in many jurisdictions are used to suppress political and controversial speech. Web sites are often taken down or blocked.” Hij concludeert ook dat de bronbescherming van journalisten, hoewel deze wordt erkend in de nationale wetgeving van de onderzochte landen, dikwijls wordt ondermijnd.

Ook over Nederland zijn in het rapport een aantal bevindingen opgenomen. Daarbij wordt verwezen naar de volgende gebeurtenissen en ontwikkelingen:

  • Meldingen van deskundigen over ‘subtiele moeilijkheden’ bij het opvragen van documenten op het gebied van staatsveiligheid en anti-terrorismemaatregelen op grond van de Wet openbaarheid van Bestuur (p. 14 van het rapport).
  • De arrestatie van Nederlandse en Britse vliegtuigspotters in Griekenland en hun veroordeling door een Griekse rechtbank in 2002 (p. 17-18).
  • De arrestatie van cartoonist Gregorius Nekschot en zijn gevangenhouding gedurende een etmaal in mei 2008, alsmede het daaropvolgende debat in de Tweede Kamer over deze zaak (p. 22).
  • Het monitoren door de Nederlandse autoriteiten van telefoongesprekken van twee journalisten van De Telegraaf. Een klacht van deze journalisten over het aftappen is nu aanhangig is bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg (p. 29).
  • Het gebruik van een wachtwoord van een voormalige medewerker door het ministerie van Sociale zaken en Werkgelegenheid om daarmee in te loggen in het Computersysteem van het nieuwsagentschap Geassocieerde Pers Diensten (GPD) in 2007 (p. 29).
  • De inwerkingtreding in 2003 van de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten, die de veiligheidsdiensten ruime bevoegdheden geeft om draadloze communicatieverbindingen af te tappen. Het rapport vermeldt voorts dat deze bevoegdheden zijn gebruikt om journalisten af te tappen teneinde de bron te achterhalen van uitgelekte documenten (p. 31).

De gehele tekst van het rapport kan worden gedownload in het onderstaande.

Bronnen