VN-Comité publiceert Concluding Obervations voor naleving Verdrag tegen Foltering

GENEVE. Het VN-Comité tegen Foltering heeft op 16 mei zijn ‘Concluding Observations’ over Nederland gepubliceerd. In dit document doet het VN-Comité een aantal aanbevelingen voor de naleving van het Verdrag tegen Foltering en andere Wrede, Onmenselijke of Vernederende Behandeling of Bestraffing (Verdrag tegen Foltering) in Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba.

De Concluding Observations maken deel uit van de procedure voor landenrapportages betreffende dit verdrag. Op grond van het verdrag dienen de regeringen van alle verdragssluitende partijen periodiek een rapportage uit te brengen over de naleving van het verdrag binnen de staat.

De Nederlandse regering diende op 1 juni 2006 haar verdragsrapportage in bij het Comité. Vervolgens heeft het VN-Comité een ‘List of Issues and Written Replies’ uitgebracht: een aantal schriftelijke vragen en de antwoorden van de Nederlandse regering. In reactie daarop hebben de Johannes Wier Stichting en het Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten hun commentaar aangeboden aan het VN-Comité. Het Comité heeft in zijn vergadering van 7 en 8 mei 2007 de Nederlandse rapportage en de daarop volgende documenten behandeld en op 16 mei zijn Concluding Observations gepubliceerd.

In de Concluding Observations noemde het VN-Comité zowel ‘positieve aspecten’ als ‘onderwerpen van zorg en aanbevelingen’ met betrekking tot de naleving van het Verdrag tegen Foltering in Nederland.

Als ‘Positive aspects’ (vijf punten) noemde het VN-Comité onder andere het opnemen van de definitie van foltering in de wetgeving van het Europese deel van het Koninkrijk der Nederlanden, de inwerkingtreding in april 2007 van een wijziging in het Nederlandse Burgerlijk Wetboek dat fysiek en mentaal geweld ‘voor onderwijsdoeleinden’ verbiedt, ook in familieverband, en het aannemen van nieuwe wetgevng op het gebied van mensenhandel in het Europese deel van het Koninkrijk in januari 2005 en in Aruba in mei 2006.

Bij de bespreking van de ‘Subjects of Concern and Recommendations’ (negen punten) was het VN-Comité in het bijzonder kritisch over de positie van gedetineerden op de Nederlandse Antillen, de Nederlandse asielprocedure, en de lengte van het voorarrest en het hoge aantal onveroordeerde gedetineerden op de Nederlandse Antillen en Aruba.

Ten aanzien van de de positie van gedetineerden op de Nederlandse Antillen merkt het Comité op bezorgd te zijn dat personen in politiedetentie geen toegang hebben tot rechtsbijstand gedurende de initiële periode van ondervraging. Ook is het Comité bezorgd dat op de Nederlandse Antillen de aanwezigheid van een advocaat bij ondervragingen uitsluitend is toegestaan na voorafgaande toestemming van een advocaat. Het Comité beveelt aan dat het Koninkrijk der Nederlanden zijn procedures herziet opdat toegang tot een advocaat – een fundamentele waarborg – is gegarandeerd voor personen die in politiedetentie zijn vanaf het allereerste moment waarop hun vrijheid wordt ontnomen, in het bijzonder wanneer video- of audio-opnamen (die overigens de aanwezigheid van een advocaat niet kunnen vervangen) ontbreken.

Met betrekking tot de asielprocedure in Nederland merkt het Comité op bezorgd te zijn over de moeilijkheden die asielzoekers ondervinden om hun asielverzoek te onderbouwen in de versnelde procedure voor de Vreemdelingenwet 2000, hetgeen zou kunnen leiden tot schending van het verbod van refoulement zoals neergelegd in artikel 3 van het Verdrag tegen Foltering. Het Comité is in het bijzonder bezorgd dat: a) het 48-uur tijdvak van de versnelde behandeling asielzoekers, en in het bijzonder kinderen, asielzoekers zonder papieren en andere kwetsbare personen, onvoldoende ruimte biedt om hun claims inhoudelijk te onderbouwen; b) de tijd die wordt geboden voor rechtsbijstand tussen het uitbrengen van het verslag van de eerste ondervraging en het besluit van de Immigratie en Nationalisatie Dienst kennelijk slechts vijf uur bedraagt en dat asielzoekers niet door steeds dezelfde advocaat worden begeleid gedurende de procedure; c) de versnelde procedure van asielzoekers vereist dat ze onderbouwende documentatie overleggen die zij ‘redelijkerwijze kunnen worden verwacht te bezitten’, hetgeen een ruime beoordelingsruimte laat in relatie tot de de bewijslast; d) de beroepsprocedure alleen een ‘marginaal onderzoek’ van de verworpen aanvraag biedt en de mogelijkheid in aanvullende documentatie en informatie beperkt is.

Het Comite heeft kennis genomen van het voornemen van Nederland om de versnelde procedure te herzien en beveelt aan daarbij de volgende punten in acht te nemen: 1) asielaanvragen van alle asielzoekers, en in het bijzonder kinderen, personen zonder papieren en andere kwetsbare personen, dienen op een zodanige wijze te worden verwerkt dat degenen die internationale bescherming zoeken geen risico lopen om te worden onderworpen aan foltering. Dit kan met zich meebrengen dat Nederland criteria dient vast te stellen voor zaken die wel of niet worden afgehandeld in de versnelde of de gewone procedure; 2) alle asielzoekers dienen toegang te hebben tot adequate rechtsbijstand en dienen in staat te zijn om gedurende de gehele procedure door één advocaat te worden begeleid; 3) de procedures met betrekking tot de vereise onderbouwende documentatie voor asielzoekers dient te worden verhelderd; 4) de beroepsprocedures dienen een adequate herziening van afgewezen aanvragen in te houden en asielzoekers in staat te stellen feiten en documentatie te presenteren die, volgens redelijk onderzoek, niet konden worden overgelegd bij de indiening van de aanvraag.

Andere aanbevelingen van het Comité in dit verband waren onder meer:

  • dat Nederland medische rapporten opneemt als onderdeel van zijn asielprocedures en het Instanbul Protocol zou moeten toepassen in de asielprocedures;
  • dat Nederland maatregelen zou moeten nemen om te verzekeren dat wanneer de leeftijd van een onbegeleid kind onzeker is, verificatie van de leeftijd plaatsvindt alvorens het kind in detentie wordt geplaatst,
  • dat Nederland extra aandacht aan de situatie van jonge asielzoekers besteedt en detentie alleen als laatste middel gebruikt en dat Nederland voldoende huisvestiging en onderwijs aanbiedt aan kinderen en jongeren die hun uitzetting afwachten.

Het VN-Comité spreekt ook haar zorg uit over de lengte van het voorarrest en het hoge aantal onveroordeerde gedetineerden op de Nederlandse Antillen en Aruba en roept het Koninkrijk der Nederlanden op om maatregelen te nemen om: 1) minderjarigen te scheiden van volwassen veroordeelden; 2) onderwijsprogramma’s te ontwikkelen om de sociale reintegratie van jongeren te bevorderen; 3) een nieuwe classificatie van gevangeniscellen in te voeren.

Andere punten van zorg en onderwerp van aanbevelingen van het VN-Comité zijn het ontbreken van specifieke mechanismen voor het ontvangen van klachten over sekueel misbruik in Arubaanse gevangenissen, het hoge aantal klachten over mishandeling door Arubaanse opsporings- en politiefunctionarissen en het gebrek aan informatie over bestaande mechanismen voor het effectief voorkomen van en strafvordelijk optreden tegen mensenhandel op Aruba.

BRONNEN